Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welkom V3!
ga er lekker voor zitten dit wordt een leuke les waarvan je heel veel leert waar je veel aan hebt die je veel duidelijk maakt
Slide 2 - Diapositive
Waarom belangrijk?
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
1.9 spelling
Slide 10 - Diapositive
Welke leestekens ken je?
Slide 11 - Carte mentale
Wanneer zet je een punt?
Slide 12 - Question ouverte
Wel een punt
einde mededelende zin
afkorting: na ieder afgekort woord. Woord wordt helemaal uitgesproken (n.a.v. ).
let op: havo en vwo
Geen punt
einde zin na afkorting met een punt
Zin die al eindigt met een ander leesteken.
Zin die eindigt met merknaam met uitroepteken (Joop!)
Slide 13 - Diapositive
Typ de volgende afkorting goed over: maw (met andere woorden)
Slide 14 - Question ouverte
Typ de volgende afkorting goed over NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)
Slide 15 - Question ouverte
Wat is een beletselteken?
Slide 16 - Question ouverte
Beletselteken
- Als een woord of zin niet wordt afgemaakt.
Jan riep: ‘Wacht even op m...’ Maar Anja hoorde hem al niet meer.
- Om een langere pauze aan te geven.
Ik ... hou toch ... van jou!
Slide 17 - Diapositive
Wanneer gebruik je de komma?
Slide 18 - Carte mentale
komma
- Tussen twee werkwoorden bij een samengestelde zin
- Meestal voor voegwoorden (maar, omdat, zodat, etc.)
- Tussen delen van een opsomming (een rode, zachte en grote poef)
Slide 19 - Diapositive
Plaats in de volgende zin komma's: Ik heb zin in de vakantie omdat ik dan niet aan komma's hoef te denken.
Slide 20 - Question ouverte
Waar zet je de komma? Noteer alleen het woord voor de komma met de komma erachter.
Nu ik er langer over nadenk vind ik het geen gek idee.
Slide 21 - Question ouverte
Een komma is belangrijk...
Slide 22 - Diapositive
Puntkomma
Met een puntkomma geef je aan dat de delen voor en na de puntkomma bij elkaar horen.
Tussen 2 zinnen die heel nauw met elkaar samenhangen
Frank was laat; zijn fiets bleek gestolen.
Iedereen heeft het proefje gedaan; Jesse is alleen de resultaten vergeten te noteren.
In een opsomming.
Let op: aan het eind van de opsomming schrijf je een punt.
Ons weekmenu bestaat uit:
- aspergesoep;
- gestoofde aardappels uit de oven;
- langzaam gegaard stoofvlees.
Slide 23 - Diapositive
Plaats de puntkomma op de juiste plek in de zin. Schrijf alleen het woord voor de puntkomma op en de puntkomma zelf: Sep heeft een baantje in het zwembad hij wil later badmeester worden.
Slide 24 - Question ouverte
Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.
ik heb veel geleerd deze les namelijk hoe je punten komma's en puntkomma's gebruikt
Slide 25 - Question ouverte
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
Slide 26 - Question ouverte
Uitlegfilmpje dubbele punt en aanhalingstekens
Zie online methode
Slide 27 - Diapositive
Dubbele punt
Als aankondiging van een opsomming
Dit ga je doen: - je opent de colafles;
- je voegt de Mentos toe.
Als aankondiging van een uitleg of een voorbeeld.
Let op: geen hoofdletter na dubbele punt
Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of je werkt alleen.
Als aankondiging van een citaat. Let op: je schrijft wel een hoofdletter.
Carola zegt: 'Laat mij maar alleen werken, daar houd ik van.'
Slide 28 - Diapositive
Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.
Pieter zei: 'Ik hoor je niet.'
'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je nadruk wilt leggen op een woord of zin.
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een ironische manier (spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.
Bij directe rede
'Three, two, one - we have a lift off,' galmde de stem in de controlekamer.
Bij een zelfbedacht woord
Om mensen aan het lezen te houden, wordt literatuur soms 'verstript'.
Slide 29 - Diapositive
In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.
De kleuter schreeuwde naar zijn vader, Ik wil niet naar bed?
Slide 30 - Question ouverte
In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plek.
ik hou niet van appeltaart zei ik
Slide 31 - Question ouverte
In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.
Je hebt de keuze je gaat luisteren of je verlaat het lokaal.