herhaling hoofdstuk 11 en 12

herhaling hoofdstuk 11 en 12
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

herhaling hoofdstuk 11 en 12

Slide 1 - Diapositive

Je kunt zout winnen uit zoutlagen in de grond en uit zeewater.

Bij welke methode wordt extractie gebruikt?

A
bij geen van beide
B
bij zeewater
C
bij zoutlagen
D
zowel bij zoutwinnen uit zoutlagen als uit zeewater

Slide 2 - Quiz

Water met zout er in is een
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing

Slide 3 - Quiz

Een zout oplossen
Zout oplossen in water 
dan valt het uiteen 
in ionen:

Slide 4 - Diapositive

  1. Schrijf de naam van het zout op.
  2. Schrijf de ionen met ladingen in symbolen.
  3. Zet de verhouding van de ladingen eronder, zodat het samen 0 is.
  4. Schrijf de verhoudingsformule op. 
  5. Schrijf de zoutformule op zonder ladingen en de fase. 
Hoe stel je een zoutformule op?

Slide 5 - Diapositive

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een nietmetaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee nietmetalen

Slide 6 - Quiz

Wat is de formule en de naam van dit zout?



Slide 7 - Diapositive

Oplossen zouten
Veel zouten lossen goed op in water.
Geef de vergelijking van het oplossen van aluminiumchloride in water. (3p)

Slide 8 - Question ouverte

OPDRACHT 1: Een slecht oplosbaar zout maken.
Beschrijf hoe je bariumcarbonaat kunt maken uit oplossingen van andere zouten.
A
Bariumchloride en calciumcarbonaat
B
bariumchloride en natriumcarbonaat
C
Zilverchoride en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en kaliumcarbonaat

Slide 9 - Quiz

Oplossen zouten.
Veel zouten lossen goed op in water.
Geef de vergelijking van het oplossen van ijzer(III)sulfaat in water. (3p)

Slide 10 - Question ouverte

OPDRACHT 4: Het aantonen van ionen in een oplossing.
Toon aan of je zilvernitraat-oplossing of een calciumnitraat-oplossing hebt.
TIP! Zoek een goed oplosbaar zout met een negatief ion dat neerslag met het zilver of calcium-ion.
A
Met NaCl
B
Met Na2SO4
C
Met Na2S
D
Met Na2CO3

Slide 11 - Quiz

Een oplossing van een zout bestaat uit water en ionen.
Waarom bevat zilveroxide in water geen ionen.
A
Zilveroxide is geen zout
B
Zilveroxide is zeer slecht oplosbaar
C
Zilveroxide reageert met water
D
Zilveroxide in water geeft juist wel ionen.

Slide 12 - Quiz

De concentratie zout dat is opgelost in water is 0,3g/L. Hier staat letterlijk dat in 1L water 0,3 gram zout in zit opgelost. Hoeveel gram zout moet ik in 3,0L water oplossen om dezelfde concentratie te krijgen?
A
0,3g
B
0,6g
C
0,9g
D
1,2g

Slide 13 - Quiz

Welke deeltjes ontstaan bij het oplossen van zouten?

Slide 14 - Question ouverte

Is kalkwater zuur of basisch?

Slide 15 - Question ouverte

Waarom smaakt zure regen niet zuur?
A
Omdat het helemaal niet zuur is
B
Omdat er te weinig zuur in zit om te proeven
C
Omdat zure regen alleen een bijnaam is

Slide 16 - Quiz

Zure oplossingen horen bij een...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 17 - Quiz

Welke kleur krijgt rode koolsap in een zure oplossing?

Slide 18 - Question ouverte

Een base heeft een pH waarde van?
A
meer dan 7
B
minder dan 7
C
meer dan 14
D
minder dan 1

Slide 19 - Quiz

Waarvoor gebruik je basen bij schoonmaken?
A
ontkalken
B
ontkleuren
C
ontvetten

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je een zuur met een base mengt?
A
De oplossing blijft zuur
B
De oplossing wordt basisch
C
De oplossing wordt neutraal
D
Het hangt af van de pH van beide stoffen

Slide 21 - Quiz

Welk deeltje is geen base
A
Sulfide-ion
B
Hydroxide-ion
C
Carbonaat-ion
D
Oxide-ion

Slide 22 - Quiz