GRAMMAR TRAINER 3BW week 22 (yes/no/tags)

GRAMMAR TRAINER 3BW week 22
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

GRAMMAR TRAINER 3BW week 22

Slide 1 - Diapositive

de afgelopen weken heb je geoefend met:
  • - present simple
  • - present continuous
  • - past simple
  • - past continuous
  • - present perfect

Slide 2 - Diapositive

Hierna vind je eerst wat links naar oefeningen met de tijden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Slide 5 - Lien



yes/no questions and short answers

Slide 6 - Diapositive

yes/no questions and short answers

In het Engels is het heel onbeleefd om zomaar "ja" of "nee" te antwoorden als iemand je een vraag stelt.

Daarom herhalen we een deel van de vraag in ons antwoord.

Slide 7 - Diapositive

Do you like apples?


Yes, I do


No, I don't ( do not)



Is she singing a song?


Yes, she is


No, she isn't (is not)

Slide 8 - Diapositive

question tags

Slide 9 - Diapositive

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 10 - Diapositive

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 11 - Diapositive

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 12 - Diapositive

Question tags
Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, should, could, would) 
Als deze woorden niet in het eerste gedeelte staan moet je do/does of did gebruiken in de question tag. 
(do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd)

Slide 13 - Diapositive

Question Tags
Voorbeelden:
They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
We need to study this for the test, don't we?  
They work together, don't they? 
She sings in that pop group, doesn't she? 
He doesn't go to school every day, does he?

Slide 14 - Diapositive

Let's practise
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen door de juiste question tag te kiezen. 

Slide 15 - Diapositive

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 16 - Quiz

You're a big fan,.....?
A
are you
B
aren't you
C
you are
D
you aren't

Slide 17 - Quiz

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 18 - Quiz

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 19 - Quiz

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien