H11 windenergie en water 11.3 en 11.4

H11 windenergie en water 11.3 en 11.4
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

H11 windenergie en water 11.3 en 11.4

Slide 1 - Diapositive

Wat is een generator?
A
een grote dynamo in een windmolen of energie centrale
B
de magneet in een windmolen of energie centrale
C
de "molen" in een energie centrale
D
de plaats waar de brandstof verbrand wordt in een energie centrale

Slide 2 - Quiz

Aardgas, aardolie en steenkool noemen we ook wel:
A
Chemische brandstoffen
B
Kern brandstoffen
C
Fossiele brandstoffen
D
Natuurrijke brandstoffen

Slide 3 - Quiz

Wat is geen vorm van duurzame energie?
A
Zonne energie
B
Wind energie
C
Energie uit biomassa
D
Energie uit fossiele brandstoffen

Slide 4 - Quiz

De eenheid van energie is
A
Joule
B
Watt
C
Kilogram
D
Liter

Slide 5 - Quiz

Hoeveel is 1 megajoule?
A
100 joule
B
1000 joule
C
10 joule
D
1 000 000 joule

Slide 6 - Quiz

timer
1:00
Elektrische energie
Stralingsenergie

Warmte energie
Chemische energie
Kernenergie
Bewegingsenergie

Slide 7 - Question de remorquage

timer
0:30
van bewegingsenergie naar elektrische energie
van chemische energie naar warmte
Van warmte naar bewegingsenergie

Slide 8 - Question de remorquage

Bewegingsenergie
Een voorwerp wat beweegt
heeft bewegingsenergie.
ook wel Kinetische energie


Slide 9 - Diapositive

Kinetische energie
De formule voor kinetische energie luidt als volgt:


waarin:
           =  kinetische energie in      J
           =  massa in                               kg
           =  snelheid in                           m/s

Zoals te zien is, is de kinetische energie afhankelijk van de snelheid waarmee het voorwerp beweegt.
Ek=21mv2
Ek
m
v

Slide 10 - Diapositive

Een boer slaat een paal de grond in voor een omheining (afbeelding 2). De kop van de paalhamer heeft een massa van 4,6 kg. De kop raakt de paal met een snelheid van 5,0 m/s.
Bereken de bewegingsenergie van de kop van de hamer op het moment dat hij de paal raakt.
timer
3:00

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

bewegingsenergie
wind is bewegende lucht en heeft dus ook bewegingsenergie
vroeger werd dit gebruikt om graan te malen, hout te zagen en water weg te pompen
de moderne windmolens worden gebruikt om elektrische energie op te wekken

Slide 13 - Diapositive

Windenergie
1. de wind laat de wieken draaien. de wieken zitten vast aan een as. het draait langzaam rond: lagesnelheidsas
2. de tandwielen zorgen er voor dat het aantal omwentelingen wordt vergroot. dit zit vast aan de hogesnelheidsas
3. deze as drijft de generator aan
4. de transformator zorgt er voor dat de spanning omhoog wordt getransformeerd naar 10 000 V

Slide 14 - Diapositive

welke energieomzetting vind er plaatst in een windturbine?
A
bewegingsenergie
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie naar elektrische energie
D
elektrische energie naar bewegingsenergie

Slide 15 - Quiz

het vermogen van een windturbine
het maximaal elektrische vermogen van de windmolen is het grootste vermogen wat een windmolen kan leveren bij voldoende wind.
de eenheid van vermogen is Watt (W)
1 W = 1 J/s
een windturbine van 3MW levert onder de meeste gunstige omstandigheden 3 miljoen joule per seconde

Slide 16 - Diapositive

wat doet een transformator?
timer
1:00

Slide 17 - Question ouverte

vermogen windturbine
hoe harder het waait hoe meer vermogen een windturbine heeft
er zit wel een maximum aan zodat de windturbine niet 'op hol slaat'.

bij een snelheid van 10 m/s is het vermogen van de windturbine ongeveer 800 kW

Slide 18 - Diapositive

Fiets Dynamo 
  • bij beweging van de magneet, wordt de kern van weekijzer magnetisch

  • Magneetveld veranderd telkens => wisselspanning / wisselstroom

Slide 19 - Diapositive

U
N
p
s
s
U
N
p
s

Slide 20 - Diapositive

Dingen die bewegen, hebben bewegingsenergie.

Waar hangt de hoeveelheid bewegingsenergie van af?
A
• de snelheid en de grootte van het voorwerp
B
• de snelheid en de massa van het voorwerp
C
• de snelheid en de vorm van het voorwerp

Slide 21 - Quiz

Wat is de eenheid van bewegingsenergie?
A
joule J
B
newton N
C
pascal Pa
D
watt W

Slide 22 - Quiz

Een fietsdynamo zet bewegingsenergie om in .........
A
Warmte
B
Stralingsenergie
C
Elektrische energie
D
Chemische energie

Slide 23 - Quiz

timer
1:00
elektriciteit
kolen
dynamo
stoom
schoepenrad
vuur
water

Slide 24 - Question de remorquage

Energie overgangen
Zwaarte energie

Slide 25 - Diapositive

timer
1:00
Wat gebeurd hier op deze plek?
Wat is dit?

Slide 26 - Carte mentale

Slide 27 - Diapositive

Waterkrachtcentrale

Slide 28 - Diapositive

Via pijpleidingen stroomt het water van het stuwmeer omlaag.
1.
Het stromende water brengt de schoepen van een waterturbine in beweging.
2.
De waterturbine drijft een generator aan die elektrische energie opwekt.
3.
De energie wordt via het elektriciteitsnet aan woningen en bedrijven geleverd.
4.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Zwaarte-energie/ hoogte-energie
  1. Als iets zich op hoogte bevind, heeft het zwaarte-energie
  2. Wanneer het object valt, wordt de zwaarte-energie omgezet in bewegingsenergie
  3. Wanneer het object de grond raakt, is de zwaarte-energie 0 J
  4. . Wat gebeurt met de bewegingsenergie?

Slide 31 - Diapositive

zwaarte-energie

Slide 32 - Diapositive

Welke bewering over zwaarte-energie is waar?
A
Als je een voorwerp optilt, zet je zwaarte-energie om in bewegingsenergie.
B
Als een voorwerp valt, verliest het zwaarte-energie.
C
Als twee voorwerpen op dezelfde hoogte staan, hebben ze evenveel zwaarte-energie.

Slide 33 - Quiz

In een waterkrachtcentrale wordt de zwaarte-energie van water omgezet in...
A
Stralingsenergie
B
Elektrische energie
C
Kernenergie
D
Chemische energie

Slide 34 - Quiz

De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h

Slide 35 - Quiz

Bereken de zwaarte-energie die een hamer van 400 g krijgt die 12 m wordt opgetild.
A
8000 J
B
48 J
C
80 J
D
48000 J

Slide 36 - Quiz

Een vliegtuig vliegt over een bergachtig terrein. In welke positie is de zwaarte-energie het grootst?
A
rechts
B
midden
C
links

Slide 37 - Quiz

Wat is de zwaarte energie van een blok beton van 15 kg op 4 meter hoogte?
A
300 J
B
600J
C
40J
D
60J

Slide 38 - Quiz

Leerdoelen
  1. Je kunt de werking van een waterkrachtcentrale beschrijven.
  2. Je kunt zwaarte-energie beschrijven.
  3. Je kunt de zwaarte-energie van een voorwerp berekenen.
  4. Je kunt het rendement van een waterkrachtcentrale berekenen.

Slide 39 - Diapositive

Oefen vraag

Een schooltas met een massa van 3,5 kg wordt anderhalve meter opgetild. Bereken hoeveel zwaarte energie deze schooltas heeft gekregen.


Probeer hem zelfstandig te maken. Je hebt 2 minuten de tijd.

Slide 40 - Diapositive

Een schooltas met een massa van 3,5 kg wordt anderhalve meter opgetild. Bereken hoeveel zwaarte energie deze schooltas heeft gekregen.
timer
2:00

Slide 41 - Question ouverte

Oplossing
  1.  schrijf de formule op 
  2. Vul de formule in 
  3. +4 antwoord met eenheid 
   5. Eindzin. De tas heeft 52,5 J zwaarte energie gekregen.
   6. Controleer altijd of de eenheden goed zijn.
        Check ook het stappenplan. En is je antwoord logisch?

Ez=mgh
Ez=3.5101.5
Ez=52,5J

Slide 42 - Diapositive

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.

Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf. Je mag de hoogte verwaarlozen die de bal op het moment van trappen al had.

Slide 43 - Diapositive

Lieke schopt een voetbal recht omhoog (afbeelding 4). De bal bereikt een hoogte van 18 m.

Bereken de snelheid (in km/h) die Lieke de bal meegaf.
timer
3:00

Slide 44 - Question ouverte

Zwaarte-energie en bewegingsenergie
  • Ez op het hoogste punt = Ek op het laagste punt.
  • Als je een bal omhoog schopt dan... 
  • Op het hoogste punt dan...
  • Als de bal omlaag valt dan...
  • Als de bal helemaal beneden is dan...
Ez wordt hoger, Ek wordt lager 
E= groot, Ek = 0
Ez neemt af en Ek neemt toe
Ez = 0 Ek = groot

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Sondage

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 49 - Carte mentale

Hebben we alle lesdoelen besproken?
-1100

Slide 50 - Sondage