H3 lezen, vergelijkend, samenvattend, doel-middel verband

Welkom! 
- Ga snel zitten op je vaste plek (plattegrond)
- Telefoon op stil en in je tas
- Jas uit en tas van tafel 
- Wat heb je nodig? Leesboek (geen device), lesboek Nieuw Nederlands (of laptop), pen en schrift
- Als ik voor het bord ga staan, houd je je mond, we gaan beginnen! 
timer
5:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Welkom! 
- Ga snel zitten op je vaste plek (plattegrond)
- Telefoon op stil en in je tas
- Jas uit en tas van tafel 
- Wat heb je nodig? Leesboek (geen device), lesboek Nieuw Nederlands (of laptop), pen en schrift
- Als ik voor het bord ga staan, houd je je mond, we gaan beginnen! 
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

PLANNING VANDAAG 4-10:
Welkom en afspraken 
Start 

1. Planning
2. Stillezen 10 minuten
3. Lesdoelen
Midden
4. Instructie Lezen, H3
5. Startopdracht en opdracht 1 maken H3 Lezen
6. Nakijken: start en opdr. 1
Einde
7. Lesdoelen behaald
8. Afsluiting 

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Oorzakelijk verband
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
Geeft aan waardoor iets gebeurt en waar je geen invloed op hebt
daarom
doordat
want
dus

Slide 3 - Question de remorquage

In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daar geen tijd voor.
A
Chronologisch verband
B
Concluderend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Tegenstellend verband

Slide 4 - Quiz

Hoe vind ik de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Question ouverte

Lesdoelen
Ik kan een vergelijkend, samenvattend en doel-middelverband in een tekst herkennen. 

Slide 6 - Diapositive

Leesvaardigheid
Tekstverbanden

Slide 7 - Diapositive

Doel-middelverband 

Dit verband geeft aan hoe je een doel kunt behalen, dus welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Slide 8 - Diapositive

Doel-middelverband
Signaalwoorden:

Opdat, zodat, om..te, door middel van, met behulp van

Slide 9 - Diapositive

Doel-middelverband
Voorbeeld:
Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).

Mijn buurvrouw gaat vanavond collecteren (middel). Het doel is om zoveel mogelijk geld op te halen voor het goede doel dat opkomt voor de dieren (doel). 

Slide 10 - Diapositive

Samenvattend verband

Dit verband sluit vaak een tekst(deel) af. Alle voorgaande informatie wordt kort op een rijtje gezet. 

Slide 11 - Diapositive

Samenvattend verband
Signaalwoorden: 

kortom, samengevat, met andere woorden, al met al. 

Slide 12 - Diapositive

Samenvattend verband
Voorbeeld: 

Gister ben ik naar de film gegaan. Mijn vriendin heeft de hele film haar handen voor haar ogen gehouden. Ik schrok een keer zo hard dat de popcorn over me heen vloog. Kortom, het was een spannende film.

Slide 13 - Diapositive

Vergelijkend verband

Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.




Slide 14 - Diapositive

Vergelijkend verband
Signaalwoorden:

in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Slide 15 - Diapositive

Vergelijkend verband
Voorbeeld:

Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.

Op mijn school zijn de regels helemaal niet streng in vergelijking met de regels bij mijn zus.

Slide 16 - Diapositive

Oefenen!

Slide 17 - Diapositive

Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

Slide 18 - Quiz

Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 19 - Quiz

Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 20 - Quiz

Aan de slag! 
  • Samen: Startopdracht
  • Maken opdracht 1 
  • 10 minuten geen vragen stellen
  • Stil werken
  • Ben je eerder klaar? Lees in je boek 
timer
15:00

Slide 21 - Diapositive

Ik kan de verschillende soorten werkwoorden
(zelfstandig / hulp / koppel) in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage