Apprendre 7 phrases

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Speel jij een instrument?

• Jij speelt
• Tu joues
• een instrument?
• d'un intrument? 

Speel jij een instrument?

Tu joues d'un instrument? 

Speel jij een instrument?

Wanneer spreken we af?

• Wanneer
• Quand
• ----
• est-ce qu'
• we spreken af?
• on prend rendez-vous?

Wanneer spreken we af?

Quand est-ce qu'on prend rendez-vous?

Wanneer spreken we af?

We zien elkaar om kwart over drie voor de schoolingang.

• We zien elkaar
• On se voit
• om kwart over drie
• à trois heures et quart
• voor
• devant
• de schoolingang.
• l'entrée du collège.

We zien elkaar om kwart over drie voor de schoolingang.

On se voit à trois heures et quart devant l'entrée du collège.

We zien elkaar om kwart over drie voor de schoolingang.

Hallo, je spreekt met Jules.

• Hallo, (telefoon)
• Allo, 
• het is Jules.
• c'est Jules.

Hallo, je spreekt met Jules.

Allo, c'est Jules.

Hallo, je spreekt met Jules.

Neemt u me niet kwalijk, ik  ben verkeerd verbonden.

• Neemt u me niet kwalijk,
• Excusez-moi,
• ik heb een verkeerd nummer gemaakt.
• j'ai fait un faux numéro.

Neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.

Excusez-moi, j'ai fait un faux numéro.

Neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.

Wat is je lievelingssport?

• Wat is, (Het is wat)
• C'est quoi,
• je lievelingssport?
• ton sport préféré?

Wat is je lievelingssport?

C'est quoi, ton sport préféré?

Wat is je lievelingssport?