Werkwoordspelling herhalen tt, vt en vd nieuw:td. Les 3, 4 en 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom in 

Je bent stil en hebt klaarliggen:

• leerwerkboek deel A
• je leesboek
• pen
• iPad (in je tas)

Les 3

Planning

• Schema werkwoordspelling: hoe werkt dat?
  
• Werken in twee groepen
• Afsluiting van de les: nakijken opdrachten 2.8: 1, 2 en 5
  

Schema op ELO

Opdrachten helemaal af?

1.8 opdrachten: 3, 5 en 9.

2.8 opdrachten: 1, 2, 5.

Leer voor Frans of wiskunde

in stilte.

Uitleg gemist?

Doe met me mee.

Persoonsvorm

Hoe vind je de persoonsvorm?

Hij fietst naar school.

Waarom lig jij nog niet in je bed?

Morgen zal hij naar school wandelen.

Samen lezen

Pagina 60

Samen maken opdracht 3b. p 60.

1. Ik .......................... morgen veertien jaar.
2. .......................... jij op mijn verjaardag?
3. Mijn moeder ................................ dat ze een taart ............
4. Natuurlijk ........................... ik dat het mijn lievelingstaart .......................................
5. Wanneer ............................. jij veertien?

Werkmoment

Ga verder met opdracht 5.

Alles persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Zometeen uitleg verleden tijd.

Uitleg persoonsvorm tt

1. Hoe vind je de persoonsvorm?
2. Wat zijn de regels bij tegenwoordige tijd?

• Ik erbij, jij erachter => ik-vorm              ik fiets, loop jij
• Rest enkelvoud => ik-vorm + t             jij wordt, hij bakt
• Meervoud => hele werkwoord             wij / jullie / zij lopen

Uitleg persoonsvorm vt p.122

1. Hoe vind je de persoonsvorm?
2. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
3. Wat zijn de regels bij verleden tijd?

Sterke werkwoorden: schrijf zoals je het hoort

ik loop, ik liep; ik lees, ik las; ik help, ik hielp

Uitleg persoonsvorm vt

Wat zijn de regels bij verleden tijd zwakke werkwoorden?

1. Kijk naar de STAM van het werkwoord              fietsen
2. 't kofschip X ja? => ik-vorm + te / ten                fietste
3. 't kofschip X nee? => ik-vorm + de / den           rennen

                                                                                 rende

2.8 maken 2 en 5.

Einde les nakijken.

Vooruitblik

Groep uitleg: afmaken opdrachten voor donderdag.

Zie studiewijzer wat af had gemoeten.

Donderdag verder met voltooid deelwoord.

Welkom in 

Je bent stil en hebt klaarliggen:

• leerwerkboek deel A
• pen
• leesboek
• iPad (in je tas)

Les 4

Planning

• Nakijken 2.8.
• Uitleg voltooid deelwoord
• Opdrachten maken (hulp voor 3 leerlingen)
• Vooruitblik

Nakijken huiswerk

1.8 opdrachten: 3, 5 en 9.

2.8 opdrachten: 1, 2, 5.

Voltooid deelwoord?

Hij heeft vannacht heel lekker geslapen.

Gisteren heeft hij een grappig verhaal verteld.

Het ongeluk is bij het kruispunt gebeurd.

Voltooid deelwoord (p. 185)

Staat altijd een vorm bij van: hebben, zijn of worden.

Begint vaak met ge-.

Let op! Werkwoorden die beginnen met: ge-, be-, ver-, ont-, er- of her- krijgen GEEN ge- bij het voltooid deelwoord.

gebeuren, beïnvloeden, vertellen, ontwikkelen, ervaren, herinneren

Voltooid deelwoord (p. 185)

• Schrijf het zoals je hoort: gekocht, geslapen, gegaan.
• Maak het langer om te horen hoe je het schrijft.
• Gebruik anders 't Kofschip-X/ taxi kofschip

Reizen =>

Ontwikkelen =>

Samen maken

Opdracht 3 op pagina 184.

Samen maken

a. langer maken, 't Kofschip X

b. 

De leerling kijkt naar de TV. 

De leerling heeft naar de TV gekeken.

De voetballer scoort een doelpunt. 

De voetballer heeft een doelpunt gescoord.

zoals je het hoort

langer maken of 't kofschip X

Lastige gevallen (p. 185)

De leerling herinnert zich alles

De leerling heeft zich alles herinnerd.

Marc vertelt een lang verhaal.

Marc heeft een lang verhaal verteld.

Maak nu

• 2.8 opdracht 10 op pagina 125 => verleden tijd
• 3.8 opdracht 4 op pagina 184 => voltooid deelwoord
• Daarna samen nakijken.

Snelle Willie?

Lees de leerwerktekst op p. 186: tegenwoordig deelwoord.

Maak opdracht 5 a en b.

Vooruitblik

Morgen verder met 

het tegenwoordig deelwoord.

Dus neem je spullen mee (geen herinnering in Magister)

Welkom in 

Je bent stil en hebt klaarliggen:

• leerwerkboek deel A
• pen
• leesboek
• iPad (in je tas)

Les 5

Planning

• Nakijken
• Uitleg tegenwoordig deelwoord
  
• Opdrachten maken
• Vooruitblik

Nakijken

• 2.8 opdracht 10 op pagina 125 => verleden tijd
• 3.8 opdracht 4 op pagina 184 => voltooid deelwoord

Tegenwoordig deelwoord (p 186)

Deze gebruik je om aan te geven dat je iets doet, 

terwijl je ook iets anders doet. 

Schrijven: hele werkwoord + d.

Tegenwoordig deelwoord (p 186)

Deze gebruik je om aan te geven dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet. Schrijven: hele werkwoord + d.

• Terwijl ze lachte, liep ze het lokaal binnen.
• Lachend liep ze het lokaal binnen.
• Terwijl ze huilden, sloten ze elkaar in de armen.
  
• De vriendinnen sloten elkaar huilend in de armen.

Samen maken

Opdracht 5 a en b

Snap je het? Maak dan:

Opdracht 1 op pagina 183

Opdracht 10 op pagina 188

Let op!

td en vd door elkaar!

Samen maken

Opdracht 5 a en b

a: lerend / fietsend

b. De postbode brengt, terwijl hij fluit, de post rond.

Snap je het? Maak dan:

Opdracht 1 op pagina 183

Opdracht 10 op pagina 188

Let op!

td en vd door elkaar!

Vooruitblik

Gemaakt vóór komende dinsdag:

• 2.8 opdracht: 10
  
• 3.8 opdracht: 1, 4, 5a en b, 10.

Meenemen: leesboek, leerwerkboek deel A en B