2K grammatica A

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom bij Nederlands!

Telefoon thuis of in de kluis

Op tafel: leesboek + boek KERN, schrift, pen (of etui)

Kauwgum in de prullenbak

boek lezen 

Vandaag

Huiswerk bespreken

grammatica A woordsoorten

Korte pauze

grammatica A woordsoorten

maken/huiswerk

Einde les 

Lesdoel 

Lesdoel:

• Je leert hoe de jeugdliteratuur zich heeft ontwikkeld en hoe verhaalpersonages per tijdsperiode verschillen.
• Je oefent met zelfstandige naamwoorden,lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden

Huiswerk bespreken

Maak blz 8-9 opdracht 3 tot en met 6.

Woordsoorten

woordsoorten

Zelfstandige naamwoorden

Mensen, dieren dingen.

Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

zelfstandige naamwoorden

Noteer één of meer zelfstandige naamwoorden

Lidwoorden (lw)

Er zijn drie lidwoorden: 

de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.

een -> onbepaald lidwoord.

Het bijvoeglijk naamwoord

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

Een houten stoel.

Het houten stoeltje.

De houten stoelen. 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. groene
2. sterke
3. man
4. boze

boomdigitaal.nl

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

Een 

het

de

denkt

spinnen

pauze

geheugen

toetje

toetsen

getekend

dans

Werkwoorden

Noteer één of meer werkwoorden.

boomdigitaal.nl

Werkwoorden

In een zin kun je drie verschillende soorten werkwoorden hebben:

1. zelfstandig werkwoord [zww]

2. hulpwerkwoord [hww]

3. koppelwerkwoord [kww]

Herkennen van [hww] en [zww]

1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:

Wij winnen de spannende wedstrijd.

2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest zijn hulpwerkwoorden:
Wij hebben zaterdag de spannende wedstrijd gewonnen.

Wij willen zaterdag de spannende wedstrijd winnen.

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Hij wil volgend jaar zijn hele huis laten schilderen.

1. schilderen
2. wil
3. laten
4. zijn

Wat zijn de hulpwerkwoorden?

Ik hoop dat we de film in de bios kunnen gaan kijken.

1. hoop + kunnen + kijken
2. hoop + kunnen + gaan
3. kunnen + gaan
4. gaan + kijken

3. Koppelwerkwoord [kww]

Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Ezelsbrug koppelwerkwoorden

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:

Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.

Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww

Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Zww, Hww of Kww?

Een zin heeft dus ALTIJD een zww of een kww!

Alle andere werkwoorden zijn dan hww. 

John woont op de hoek van de straat. = zww

John lijkt een sportieve man. = kww

John kan heel goed voetballen. = hww + zww

Door trainen is hij heel goed geworden. = hww + kww

'zijn' 

LET OP! Het werkwoord zijn kan alledrie zijn!

Ik ben op school. = zww (zich bevinden)

Ik ben gisteren naar de bios gegaan. = hww + zww

Ik ben heel sportief. = kww (eigenschap)

 'worden'

LET OP! Het werkwoord worden kan hww/kww zijn!

Ik word morgen 16. = kww (eigenschap)

Er wordt veel gepraat over corona. = hww + zww

Wat is het koppelwerkwoord?

De kinderen zijn ouder dan de kleuters die in de tuin spelen.

1. zijn
2. spelen

Wat is het koppelwerkwoord?

De nieuwe maatregelen blijken best wel streng, we mogen nog steeds niet naar school gaan.

1. mogen
2. blijken
3. gaan
4. streng

Wat is het koppelwerkwoord?

Ik ben vanmorgen ziek geworden.

1. ben
2. geworden

3. Koppelwerkwoord [kww]

Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:

Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.

Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww

Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Wat is het KWW in deze zin?
'Een beter milieu begint bij jezelf.'

1. Beter
2. Begint
3. Er is geen KWW
4. Jezelf

Wat is het KWW in deze zin?
'Mijn oma wordt morgen honderd jaar.'

1. Wordt
2. Er is geen KWW
3. Honderd
4. Mijn oma

Korte pauze.......

Samen

Maak opdracht 1

Klaar ?drillsteroefening grammatica A

Nakijken

We bespreken samen opdracht 1

Huiswerk/maken

Maak opdracht 2 tot en met 5

(blz 94-95)

klaar ? drillster

EINDE LES