Thema 4 formatieve toets basisstof 4.1 t/m 4.4 1 lesuur

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Zaadleider

Urineblaas

Zaadblaasje

Prostaat

Zwellichaam

Penis

Bijbal

Zaadbal

Balzak

Urinebuis

Eikel

Voorhuid

Sperma bestaat uit:

1. Zaadcellen
2. Zaadcellen en een beetje urine
3. Zaadcellen en vocht
4. Zaadcellen en slijm

Wat is de functie van de eileider

1. De eileiders maken eicellen
2. De eileiders vervoeren eicellen naar de baarmoeder
3. In de eileiders groeit een embryo
4. Dit is de ingang naar de baarmoeder

Hoe lang blijft een eicel leven?

1. 14 dagen
2. 28 dagen
3. 12 - 24 uur
4. 0 - 12 uur

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus

1. 13
2. 14
3. 15
4. 16

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:

a. Terwijl een eicel rijpt, wordt het _____________ steeds dikker.

b. Dan vindt de  _____________ plaats.

c. De  _____________ sterft als hij niet bevrucht wordt.

d. Dan breekt het  _____________ af.

e. Dat heet  _____________ of  _____________

De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet:  ________

baarmoederslijmvlies

eisprong

eicel

baarmoederslijmvlies

menstruatie

ongesteld

menstruatiecyclus

Wat is innesteling

1. Bevruchting: samensmelten van de eicel en zaadcel
2. Wanneer de eisprong heeft plaats gevonden en de eicel naar de baarmoeder gaat
3. Bolletje cellen die zich vastzet in het baarmoederslijmvlies
4. Wanneer het embryo duidelijke kenmerken begint te vertonen

Zet in de juiste volgorde:

Innesteling

Bevruchte eicel deelt zich

Bevruchting

Ovulatie

Bolletje cellen

Eierstok

Baarmoeder

Baarmoedermond

Eileider

Vagina

Hoe noem je een ongeboren kind van 8 weken?

1. Foetus
2. Eicel
3. Embryo
4. Geen van allen

Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak hierboven.

Secundaire geslachtskenmerken

jongen

Secundaire geslachtskenmerken

beiden

Secundaire geslachtskenmerken

meisje

Borsten

Groeispurt

Baard in de keel

Bredere heupen

Okselhaar

Gespierdere lichaamsbouw

Actiever worden zweetklieren

Gezichtsbeharing

Volgroeien schaamlippen

Welke van de twee is groter?

1. Zaadcel
2. Eicel

Welke twee letters geven organen aan die zaadvocht maken?

1. P en Q
2. P en R
3. R en Q

De bijballen maken zaadcellen

1. Ja
2. Nee

Waar vindt bevruchting plaats?

1. In de baarmoeder
2. In de eierstok
3. In de eileider
4. In de vagina

Wat is de rode kleur?

1. Eisprong/Ovulatie
2. Menstruatie
3. Vruchtbare periode
4. Menstruatiecyclus

Wat is de donker groene kleur?

1. Eisprong/Ovulatie
2. Menstruatie
3. Vruchtbare periode
4. Menstruatiecyclus

Als je zwanger bent wordt je nog steeds ongesteld

1. Waar
2. Niet waar

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?

1. Baarmoeder
2. Embryo
3. Eierstokken
4. Placenta

Waar dient vruchtwater voor?

1. Voeding voor de baby
2. Het is een bijproduct, het heeft geen nut
3. Daar wordt het bloed gezuiverd
4. Ter bescherming van de baby

eisprong

eicel rijping

innesteling

celdeling

bevruchting

Zet de nummers bij het juiste onderdeel.

placenta

foetus

vruchtwater

navelstreng

1

2

3

4