Verhaaltjessommen - Kerst - Blok 4

Kerst
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kerst

Slide 1 - Diapositive

Wat ga ik leren? 
Ik leer: de som uit een verhaaltje halen.
  • Is het een + of een - som? 
  • Is het een x som? 

 

Slide 2 - Diapositive

Jaap koopt cadeaus voor onder de boom.
De bal kost 15 euro.
Het zeepje kost 6 euro.
De sokken kosten 4 euro.
Hoeveel kosten de cadeaus bij elkaar?
A
29 euro
B
35 euro
C
25 euro
D
21 euro

Slide 3 - Quiz

De Kerstman heeft 8 rendieren.
Elk rendier heeft 4 poten.
Hoeveel poten zijn dat bij elkaar? Schrijf de som op.

Slide 4 - Question ouverte

Ik ga de kerstboom versieren. Ik begin om 3 uur. Het duurt 2 uur.
Hoe laat ben ik klaar?
A
om 5 uur
B
om 1 uur
C
om 6 uur
D
om 4 uur

Slide 5 - Quiz

Ik bestel een warme chocomelk voor €3, extra slagroom voor €1 en een broodje van €7. Hoeveel moet ik betalen? Schrijf de som op.

Slide 6 - Question ouverte

Iedereen uit het gezin krijgt 4 cadeaus.
Het gezin bestaat uit 5 mensen.
Hoeveel cadeaus zijn er nodig?
Lange plussom en keersom.
A
Lange plussom 4 + 4 + 4 + 4 + 4 = 20
B
Lange plussom 5 + 5 + 5 + 5 = 20
C
Keersom 4 x 5 = 20
D
Keersom 5 x 4 = 20

Slide 7 - Quiz

In elke klas staan 3 kleine kerstboompjes.
Er zijn 4 klassen.
Hoeveel kerstboompjes zijn er?

Lange plussom en keersom.
A
3 + 3 + 3 3 x 3
B
3 + 4 3 x 4
C
3 + 3 + 3 + 3 4 x 3
D
4 + 4 + 4 + 4 4 x 3

Slide 8 - Quiz

Om half 12 begint de Kerst-lunch. Het is na 30 minuten afgelopen.
Hoe laat is de Kerst-lunch afgelopen?
A
12 uur
B
1 uur
C
Half 1
D
Half 12

Slide 9 - Quiz

Alle cadeaus kosten samen €45.
Ik betaal met 6 briefjes van €10.
Wat krijg ik terug? Schrijf de som op.

Slide 10 - Question ouverte

De Kerstboom kost €32.
Hoe betaal ik dit met zo min mogelijk briefjes en munten?
A
10 + 10 + 10 + 1 + 1
B
20 + 10 + 2
C
20 + 20 + 5
D
20 + 2

Slide 11 - Quiz

De Kerstmuts kost €24. Ik heb €20 mee. Hoeveel geld heb ik te weinig?
A
20-24=4
B
20+24=44
C
24-20=4
D
24+4=28

Slide 12 - Quiz

De Kerstman moet 27 kilometer vliegen. Hij heeft al 9 kilometer gehad. Hoe ver moet hij nog?
A
27-9=18
B
9-27=18
C
27+9=36
D
27+27=54

Slide 13 - Quiz

Er zijn 47 kerstballen opgehangen in de boom.
Er zijn 7 ballen kapot gevallen.
Hoeveel ballen hangen er nog? Schrijf de som op.

Slide 14 - Question ouverte

Het huisnummer van de Kerstman is 13.
De buren rechts hebben nummer 15.
Welk nummer hebben de buren links?
A
17
B
11
C
14
D
12

Slide 15 - Quiz

In de lichtjes-slinger 17 van de 20 kaarsen.
Hoeveel lichtjes branden niet? Schrijf de som op.

Slide 16 - Question ouverte

Ik bestel 10 chocolaatjes voor in de boom.
Een chocolaatje kost €2.
Hoeveel moet ik betalen?

Slide 17 - Question ouverte

Ik vond deze sommen...
A
Moeilijk
B
Makkelijk

Slide 18 - Quiz