wk 21: les 2 - 17 Functiewoorden (herhaling)

Donderdag 25 mei - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik 17 Functiewoorden
  • Tekst 'Altijd online'
  • Aan de slag!









timer
10:00
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Donderdag 25 mei - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik 17 Functiewoorden
  • Tekst 'Altijd online'
  • Aan de slag!









timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Toetsstof Leesvaardigheid: 2, 3, 4, 17, 18, 19, 32, 33, 34

2 Tekstdoelen
3 Leesstrategieën
4 Woordraadstrategieën
17 Functiewoorden
18 Verbindingswoorden (signaalwoorden)
19 Verwijswoorden
32 Onderwerp & hoofdgedachte
33 Hoofd- en bijzaken
34 Samenvatten

Slide 2 - Diapositive

Functies van tekstgedeelten

  • Alinea's of groepjes alinea's hebben bepaalde bedoelingen (= functie tekstgedeelte).
  • Hierbij kun je denken aan bewijs,  gevolgen,  oorzaak, opsomming en toelichting.


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Tekstopbouw
Inleiding - anekdote, aanleiding, probleemstelling

Middenstuk/kern - afweging, argument, gevolg, nuancering, verklaring, constatering

Slot - oplossing, conclusie, advies, samenvatting

Slide 7 - Diapositive

We kopen minder, maar door hoge prijzen zien winkeliers omzet toch stijgen

Slide 8 - Diapositive


Aanleiding

Vergelijking

Tegenstelling


Verklaring





We kopen minder, maar door hoge prijzen zien winkeliers omzet toch stijgen

Slide 9 - Diapositive

Lees de tekst 'Altijd online'
Deze tekst staat op Classroom.
De vragen staan in LessonUp.

Slide 10 - Diapositive

Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of zelfs een groep alinea’s zijn) heeft een bepaalde functie binnen de hele tekst.

Stel van de volgende fragmenten de juiste functie vast. Je kunt steeds kiezen uit een aantal gegeven mogelijkheden.

Slide 11 - Diapositive

Goed, hij was net erg zenuwachtig geweest door een twitterstilte van een uur (alinea 1).


A
toelichting
B
antwoord
C
weerlegging
D
toegeving

Slide 12 - Quiz

Zijn telefoon kreeg geen verbinding met de wifi (alinea1).
A
bewijs
B
oorzaak
C
voorbeeld
D
aanleiding

Slide 13 - Quiz

‘Maar een ander schreeuwt naar zijn tv, als Ajax scoort. Zo heeft iedereen wel iets’ (alinea 2).
A
vergelijking
B
redenering
C
afweging
D
mening

Slide 14 - Quiz

Dat is natuurlijk razend interessant voor jongeren, zeker voor pubers die erg zijn gericht op hun eigen wereldje (alinea 4).
A
gevolg
B
constatering
C
aanvulling
D
toelichting

Slide 15 - Quiz

Pubers zijn zelf slecht in staat een grens te trekken in al die verleidelijke mogelijkheden en kunnen de oproep van een ander moeilijk weerstaan (alinea 6).
A
beoordeling
B
verklaring
C
theorie
D
oproep

Slide 16 - Quiz

Van Sarkom schrijft het als een groot springtouw, waar een hele groep jongeren steeds maar in probeert te blijven om vooral niks te missen. Bovendien moet je zelf ook wat te melden hebben, anders lig je er ook zo uit (alinea 8).
A
vergelijking
B
opsomming
C
beschrijving
D
definitie

Slide 17 - Quiz

Jongeren kunnen roepen dat ze geweldig kunnen ‘multitasken’, ofwel verschillende dingen tegelijkertijd doen, maar dat kunnen ze volgens nieuwe onderzoeken juist minder dan volwassenen (alinea 11).
A
hypothese
B
karakterisering
C
probleemstelling
D
vaststelling

Slide 18 - Quiz

Volgens andere onderzoekers evolueert het zoekgedrag van jongeren zo dat ze best in staat zijn om effectief allerlei snippers bij elkaar te zoeken en met elkaar te verbinden, maar krijgen ze steeds meer moeite met het lezen van lange stukken (alinea 12).
A
gevolgen
B
opsomming
C
bewering
D
verklaring

Slide 19 - Quiz

Nu is dat proces al langer gaande. Waar leerlingen in 1985 nog instaat waren een flinke lap tekst uit NRC Handelsblad te lezen in een examen, zouden heel
veel jongeren van nu al halverwege zuchtend afhaken (alinea 12).
A
toegeving
B
beschrijving
C
gevolgen
D
ontkenning

Slide 20 - Quiz

Dat is ook geen wonder, constateerde de Amerikaanse wetenschapper
Nicholas Carr in een geruchtmakend artikel in het blad The Atlantic. Na tien jaar enthousiast informatie zoeken op internet was hij niet meer in staat een boek te lezen, stelde hij twee jaar geleden. Hij kon de concentratie voor deep reading niet meer opbrengen, gewend als hij was aan de quick wins op internet. Een deel van zijn her- senen had hij lange tijd te weinig aangesproken, constateerde Carr in ‘Is Google Making Us Stupid?’ (alinea 13).
A
verklaring
B
toelichting
C
aanvulling
D
toegeving

Slide 21 - Quiz

Oefenen in zelfstandig werken is goed, stelt hij in het onlangs verschenen ‘Ellis en het verbreinen’. Maar het is niet geschikt voor iedereen. De balans moet goed zijn, tussen sturen en loslaten (alinea 14).
A
argumentatie
B
relativering
C
uitwerking
D
samenvatting

Slide 22 - Quiz

Het is jammer, vindt Veen, dat volwassenen van nu – ouders en docenten – zelf zo slecht overweg kunnen met al die mogelijkheden en geneigd zijn de voet op de rem te zetten. Trendwatcher Adjiedj Bakas heeft het zelfs over ‘zuurbekjes en droefsnoetjes’, die de weg naar een prachtige toekomst niet zien (alinea 16).
A
standpunt
B
relativering
C
beschrijving
D
tegenwerping

Slide 23 - Quiz

Algemene vragen
Beantwoord nu deze algemene vragen over functiewoorden.

Slide 24 - Diapositive

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 25 - Quiz

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 26 - Quiz

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 27 - Quiz

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 28 - Quiz

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 29 - Quiz

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 30 - Quiz

Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het middenstuk van een tekst
D
aan het eind van een tekst

Slide 31 - Quiz

Relativering
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren
D
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.

Slide 32 - Quiz

Definitie
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
B
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 33 - Quiz

Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.

Slide 34 - Quiz

Tegenwerping
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 35 - Quiz

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 36 - Quiz

Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 37 - Quiz

Klaar?
Fictiedossier of Drillster

Op de volgende slide vind je nog een extra uitlegfilmpje. Dat mag je zelf thuis bekijken.

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo