Begrijpend lezen - Les 3


Nederlands
Begrijpend lezen
Les 3
P2 G3 - 2022/2023
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Nederlands
Begrijpend lezen
Les 3
P2 G3 - 2022/2023

Slide 1 - Diapositive

Programma

  • Herhaling functies van tekstgedeelten Blok 2
  • Functies van tekstgedeelten Blok 3
  • Aan de slag!
  • E-toets grammatica en zinnen schrijven bespreken


Slide 2 - Diapositive

Functies van tekstgedeelten

  • Alinea's of groepjes alinea's hebben bepaalde bedoelingen (= functie tekstgedeelte).
  • Hierbij kun je denken aan bewijs,  gevolgen,  oorzaak, opsomming en toelichting.


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag!
  • Nakijken huiswerkopdrachten



Maken:
  • Beantwoord de vragen op de volgende slides

Opdr. 2 (blz. 35), vraag 1, 7, 8, 9, 10
1 het onderwerp van de tekst aankondigen
7 a oorzaak-gevolg: Daardoor
uitspraak-reden: want
b Daardoor
Oorzaak: Gezichtsherkenningssoftware kan analyseren bij welke vakantielanden je een blij gezicht trekt.
Gevolg: De computer weet eerder dan jij wat je leuk vindt en een reis boeken wordt net zo simpel als een boek kopen bij bol.com.
want
Uitspraak: Je bent al veel beter geïnformeerd als je aankomt.
Reden: Je kunt straks vanuit je luie stoel met een virtualrealitybril op je hoofd alvast door het hotel wandelen, het zwembad bekijken en je kamer inspecteren.
8 a Ja, bijvoorbeeld is hier een signaalwoord.
b ‘Vliegen wordt een fluitje van een cent’ is een voorbeeld bij de uitspraak ‘Het reizen zelf wordt ook een stuk leuker’.
9 Alinea 2-3: makkelijker reis boeken
Alinea 4: makkelijker reizen
10 Rond 2050 zorgt de technologie ervoor dat de goede reis boeken snel gaat, je goed geïnformeerd op vakantie gaat en het reizen zelf leuker is.
Opdr. 2 (blz. 85) vraag 6, 9, 12, 13, 18
6 De zin bevat een signaalwoord voor tegenstelling, namelijk Maar. Dit signaalwoord verbindt alinea 5 met de voorgaande alinea. De zin bevat ook een signaalwoord voor opsomming, namelijk ook. Het is een van de zaken waartoe het onderzoekende, nieuwsgierige en grensverleggende gedrag van jongeren kan leiden. Deze opsomming is in alinea 4 gestart.
9 door herhaling van het woord ‘theorie’
12     a    opsomming
        b    theorie
        c    ontkenning
        d    bewijs
        e    opsomming
13        door een zin met een verwijswoord
18    In de alinea staat een conclusie. Deze wordt aangegeven door het signaalwoord dus.


Slide 6 - Diapositive

Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of zelfs een groep alinea’s zijn) heeft een bepaalde functie binnen de hele tekst.


Stel van de volgende fragmenten de juiste functie vast. Je kunt steeds kiezen uit een aantal gegeven mogelijkheden.

Slide 7 - Diapositive

Goed, hij was net erg zenuwachtig geweest door een twitterstilte van een uur (alinea 1).


A
toelichting
B
antwoord
C
weerlegging
D
toegeving

Slide 8 - Quiz

Zijn mobieltje kreeg geen verbinding met internet (alinea1).
A
bewijs
B
oorzaak
C
voorbeeld
D
aanleiding

Slide 9 - Quiz

‘Maar een ander schreeuwt naar zijn tv, als Ajax scoort. Zo heeft iedereen wel iets’ (alinea 2).
A
vergelijking
B
redenering
C
afweging
D
mening

Slide 10 - Quiz

Dat is natuurlijk razend interessant voor jongeren, zeker voor pubers die erg zijn gericht op hun eigen wereldje (alinea 4).
A
gevolg
B
constatering
C
aanvulling
D
toelichting

Slide 11 - Quiz

Pubers zijn zelf slecht in staat een grens te trekken in al die verleidelijke mogelijkheden en kunnen de oproep van een ander moeilijk weerstaan (alinea 6).
A
beoordeling
B
verklaring
C
theorie
D
oproep

Slide 12 - Quiz

Van Sarkom schrijft het als een groot springtouw, waar een hele groep jongeren steeds maar in probeert te blijven om vooral niks te missen. Bovendien moet je zelf ook wat te melden hebben, anders lig je er ook zo uit (alinea 8).
A
vergelijking
B
opsomming
C
beschrijving
D
definitie

Slide 13 - Quiz

Jongeren kunnen roepen dat ze geweldig kunnen ‘multitasken’, ofwel verschillende dingen tegelijkertijd doen, maar dat kunnen ze volgens nieuwe onderzoeken juist minder dan volwassenen (alinea 11).
A
hypothese
B
karakterisering
C
probleemstelling
D
vaststelling

Slide 14 - Quiz

Volgens andere onderzoekers evolueert het zoekgedrag van jongeren zo dat ze best in staat zijn om effectief allerlei snippers bij elkaar te zoeken en met elkaar te verbinden, maar krijgen ze steeds meer moeite met het lezen van lange stukken (alinea 12).
A
gevolgen
B
opsomming
C
bewering
D
verklaring

Slide 15 - Quiz

Nu is dat proces al langer gaande. Waar leerlingen in 1985 nog instaat waren een flinke lap tekst uit NRC Handelsblad te lezen in een examen, zouden heel
veel jongeren van nu al halverwege zuchtend afhaken (alinea 12).
A
toegeving
B
beschrijving
C
gevolgen
D
ontkenning

Slide 16 - Quiz

Dat is ook geen wonder, constateerde de Amerikaanse wetenschapper
Nicholas Carr in een geruchtmakend artikel in het blad The Atlantic. Na tien jaar enthousiast informatie zoeken op internet was hij niet meer in staat een boek te lezen, stelde hij twee jaar geleden. Hij kon de concentratie voor deep reading niet meer opbrengen, gewend als hij was aan de quick wins op internet. Een deel van zijn her- senen had hij lange tijd te weinig aangesproken, constateerde Carr in ‘Is Google Making Us Stupid?’ (alinea 13).
A
verklaring
B
toelichting
C
aanvulling
D
toegeving

Slide 17 - Quiz

Oefenen in zelfstandig werken is goed, stelt hij in het onlangs verschenen ‘Ellis en het verbreinen’. Maar het is niet geschikt voor iedereen. De balans moet goed zijn, tussen sturen en loslaten (alinea 14).
A
argumentatie
B
relativering
C
uitwerking
D
samenvatting

Slide 18 - Quiz

Het is jammer, vindt Veen, dat volwassenen van nu – ouders en docenten – zelf zo slecht overweg kunnen met al die mogelijkheden en geneigd zijn de voet op de rem te zetten. Trendwatcher Adjiedj Bakas heeft het zelfs over ‘zuurbekjes en droefsnoetjes’, die de weg naar een prachtige toekomst niet zien (alinea 16).
A
standpunt
B
relativering
C
beschrijving
D
tegenwerping

Slide 19 - Quiz

Je bent nu klaar met deze vragen.

Maak opdr. 2 (blz. 130) vraag 3, 6, 8, 15

Slide 20 - Diapositive

Einde van deze les

Slide 21 - Diapositive