Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets Chili 3.1 t/m 3.3
Slide 1 - Diapositive
Wat is het verschil tussen het klimaat en weer?
A
meer neerslag bij weer dan bij klimaat
B
er is helemaal geen verschil tussen weer en klimaat
C
Bij het klimaat wordt vooral naar temperatuur gekeken
D
klimaat is het gemiddelde weer over periode van 30 jaar
Slide 2 - Quiz
Welk kenmerk hoort niet bij een lagedruk gebied?
A
Neerslag
B
Bewolking
C
Stijgende lucht
D
Veel zon
Slide 3 - Quiz
Hoge druk gebied
A
is een gebied waar lucht daalt
B
Is een gebied waar lucht stijgt
Slide 4 - Quiz
Bij een hoge druk gebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel/rustig en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel/rustig en droog weer
Slide 5 - Quiz
Bij de evenaar is er sprake van een:
A
hoge druk gebied
B
lage druk gebied
Slide 6 - Quiz
De wet van Buys Ballot =
A
1. Wind waait van een Lage druk gebied naar een Hoge drukgebied
B
1. Wind waait van een Hoge druk gebied naar een Lage drukgebied
Slide 7 - Quiz
Bij een hoge druk gebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel en droog weer
Slide 8 - Quiz
Een westenwind...
A
komt uit het westen
B
komt uit het oosten
C
komt uit het noorden
D
komt uit zuiden
Slide 9 - Quiz
Hoe noemen we de lijnen op een weerkaart waarmee de plaatsen met dezelfde luchtdruk met elkaar verbonden zijn?
A
Isothermen
B
Hectopascal
C
Isobaren
D
Barometer
Slide 10 - Quiz
Hoge luchtdruk
Lage luchtdruk
Veel neerslag
Veel zonneschijn
condensatie
verdamping
Lucht stijgt op
Slide 11 - Question de remorquage
Welk begrip hoort bij tekening 1 aan de linkerkant van het gebergte?
A
Lijzijde
B
Regenschaduw
C
Hectopascal
D
Loefzijde
Slide 12 - Quiz
Welk type neerslag zien we in tekening 1?
A
Tekening 2: Stijgingsneerslag
B
Tekening 2:
Frontale neerslag
C
Tekening 3: Stijgingsneerslag
D
Tekening 3:
Stuwingsneerslag
Slide 13 - Quiz
In welke tekening wordt het windsysteem juist weergegeven?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3
D
Tekening 4
Slide 14 - Quiz
De wet van Buys Ballot: De wind waait
A
van een laag naar een hoog druk gebied
B
op het NH met een afwijking naar links
C
van een hoog naar een laag druk gebied
D
op het ZH met een afwijking naar rechts
Slide 15 - Quiz
Wat hoort niet bij convergentie?
A
trog
B
vulkaan
C
slenk
D
gebergte
Slide 16 - Quiz
Wat staat bij nr. 4?
A
Afkoelen en stollen
B
Verwering en erosie
C
Samenpersen
D
Hitte en druk
Slide 17 - Quiz
Wat staat bij nr. 2?
A
Afkoelen en stollen
B
Verwering en erosie
C
Samenpersen
D
Hitte en druk
Slide 18 - Quiz
Waar is het seismisch gat?
Seismisch gat
Slide 19 - Question de remorquage
Sleep de begrippen naar de juiste plek.
Gesteentesoort
Gesteentesoort
Stratovulkaan
Oceanische korst
Continentale korst
Trog
Mantel
Subductie
Basalt
Graniet
Slide 20 - Question de remorquage
Sleep het begrip naar de juiste plek in de afbeelding.
Epicentrum
Hypocentrum
Slide 21 - Question de remorquage
Beoordeel deze uitspraken: 1. "Hoe verder van de hotspot, hoe jonger de vulkaan." 2. "Meer dan 80% van de actieve vulkanen op aarde ontstaat bij subductie en 10% bij divergentie."
A
Allebei de uitspraken zijn juist.
B
Allebei de uitspraken zijn onjuist.
C
Alleen uitspraak 1. is juist.
D
Alleen uitspraak 2. is juist.
Slide 22 - Quiz
Sleep het getal steeds naar juist als de stelling klopt en onjuist als de stelling niet klopt.
1. De Humboldstroom is een koude zeestroom.
2. El Niño kan leiden tot een toename van overstromingen in Chili.
3. Tussen de 25° en 45° Z.B. ligt voor de kust van Chili een lagedrukgebied .
4. Door de aanlandige wind ontstaan stuwingsregens in Noord-Chili.
Onjuist
Onjuist
Onjuist
Onjuist
Juist
Juist
Juist
Juist
1
2
3
4
Slide 23 - Question de remorquage
Sleep de begrippen naar de juiste plek. Geef een El Niño-situatie weer.
Australië
Zuid-Amerika
Warmer water dan normaal
Kouder water
dan normaal
Natter dan normaal
Droger dan normaal
Slide 24 - Question de remorquage
Je weet hoe en waar het Andesgebergte is gevormd.
Plaats de stip bij het aangegeven gebergte dat op sterk vergelijkbare wijze ontstaat als de Andes (klik op de kaart om te zoomen).
Slide 25 - Question de remorquage
Welk klimaat komt niet voor in Chili?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Steppeklimaat
D
Hooggebergte klimaat
Slide 26 - Quiz
Graniet is een zwaarder gesteente dan basalt
A
juist
B
onjuist
C
even zwaar
Slide 27 - Quiz
Welk type vulkaan en type vulkanisme komt het meest voor in Chili?
A
schildvulkaan
effusief vulkanisme
B
stratovulkaan
effusief vulkanisme
C
hotspotvulkaan
explosief vulkanisme
D
stratovulkaan
explosief vulkanisme
Slide 28 - Quiz
Welk type plaatbeweging is verantwoordelijk voor het vulkanisme in Chili?
A
De Nazcaplaat en de Amerikaanse plaat bewegen divergent.
B
De Zuid-Amerikaanse plaat duikt onder de Nazcaplaat.
C
Een hotspotbeweging
D
De Nazcaplaat duikt onder de Zuid-Amerikaanse plaat.
Slide 29 - Quiz
Tekst
Effussieve uitbarsting
Explosieve uitbarsting
basalt
pyroclastische stroom
hotspot
subductie
stratovulkaan
graniet
stroperig magma
schildvulkaan
caldeira
vloeibaar magma
Slide 30 - Question de remorquage
<<<------- dit is een ....
A
schildvulkaan
B
stratovulkaan
C
geen vulkaan
D
een ijsberg
Slide 31 - Quiz
Op de kaart zijn met stippen plekken aangegeven waar vulkanisme voorkomt. Hoe noemen we deze plekken?
A
Mantelpluimvulkanen
B
Schildvulkanen
C
Caldeiravulkanen
D
Hotspot
Slide 32 - Quiz
Sleep de afbeelding naar het juiste klimaatgebied.
Slide 33 - Question de remorquage
Welke temperatuurfactor speelt in Chili een belangrijkere rol als je de verschillende klimaten wilt verklaren:
A
Ligging ten op zichte van de zee
B
Breedteligging
C
Gesteldheid van het aardoppervlak
Slide 34 - Quiz
Wat hebben de Atacamatrog (voor de kust van Chili), de Humboldtstroom en de woestijn in Chili met elkaar te maken?
Slide 35 - Question ouverte
Wat is geen kenmerk van vulkanen bij hotspots?
A
Schildvulkanen
B
Effussieve eruptie
C
Taai magma
D
Weinig gassen
Slide 36 - Quiz
Bekijk de bron. Leg uit waarom de oude vulkanen minder puntig zijn.
Slide 37 - Question ouverte
Santiago heeft een natte winter. In welke maanden regent het veel?