2TL Grammatica zinsdelen: §4 Samengestelde zinnen & §6 Meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Welkom 2A!

Doe je telefoon in de telefoontas.

Kom zitten volgens de plattegrond.

Deze les...

- Dagopening

- Presentiecontrole 

- Huiswerkcontrole

- Doelen doornemen

- Nakijken §4 Samengestelde zinnen

- Uitleg en oefening §6 Meewerkend voorwerp

Lesdoelen

- Ik kan enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen.

- Ik kan voegwoorden herkennen.

- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin herkennen.

Huiswerkcontrole

Laat zien dat je 

§4 Samengestelde zinnen, blz. 204-205

gemaakt hebt.

Nakijken §4 Samengestelde zinnen

- Werk met een andere kleur pen, potlood of stift.

- Controleer je antwoorden.

- Zet een krul bij wat goed is.

- Verbeter wat je nog niet goed had.

- Stel vragen over dingen die je moeilijk vindt.

§6 Meewerkend voorwerp

- In zinnen met een lijdend voorwerp (lv) kán een meewerkend voorwerp (mv)

   voorkomen.

- Het mv geeft aan voor wie/wat iets is of aan wie/wat iets gegeven of verteld 

   wordt.

- Het mv kán beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet. 

- Als het er niet mee begint, kun je aan of voor er vaak wel voor zetten.

- Als het er wel mee begint, kun je aan of voor vaak weglaten. 

- Soms moet je dan iets aan de woordvolgorde veranderen.

§6 Meewerkend voorwerp

Zo vind je het meewerkend voorwerp:

1. Benoem de pv.

2. Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Benoem het ow.

4. Benoem het wg.

5. Benoem het lv.

6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?

     Het antwoord is het mv.

§6 Meewerkend voorwerp

>> Monica heeft haar moeder een bos chrysanten gegeven.

1. pv = heeft

2. Monica / heeft / haar moeder / een bos chrysanten / gegeven.

3. ow = Monica

4. wg = heeft gegeven

5. lv = een bos bloemen

6. Aan wie/wat heeft Monica een bos bloemen gegeven?

     mv = haar moeder

§6 Meewerkend voorwerp

>> Gistermorgen zette Iris een kop koffie voor de docent Frans.

1. pv = zette

2. Gistermorgen / zette / Iris / een kop koffie / voor de docent Frans.

3. ow = Iris

4. wg = zette

5. lv = een kop koffie

6. Voor wie/wat zette Iris een kop koffie?

     mv = voor de docent Frans

§6 Meewerkend voorwerp

Houd altijd deze volgorde aan!

1. Benoem de pv.

2. Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Benoem het ow.

4. Benoem het wg.

5. Benoem het lv.

6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?

     Het antwoord is het mv.

Wat is het mv?

Lucian stelde een moeilijke vraag aan zijn mentor.

Wat is het mv?

In de pauze koopt Lisanne broodjes voor Lola en Eva.

Wat is het mv?

Michel vertelt zijn broertje graag spannende verhalen.

Wat is het mv?

Roberts vader bestelde vorige week ijsjes voor ons.

Wat is het mv?

Wanneer geeft de docent ons het huiswerk op?

Ik kan het mv in een zin aanwijzen.

😒🙁😐🙂😃

Donderdag 28 september

- Neem je leesboek, Nieuw Nederlands en je schrift mee.

- Tijdens de les: stil lezen en werken aan §6 Meewerkend voorwerp.

Huiswerk voor maandag 2 oktober, 2e uur:

Maak Grammatica zinsdelen §6 Meewerkend voorwerp, 

blz. 208-209, opdr. 2 t/m 5 (opdr. 3 en 4 in je schrift!)