2TH Grammatica zinsdelen: §6 Meewerkend voorwerp

Welkom 8A!
Kom zitten volgens de plattegrond.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom 8A!
Kom zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Diapositive

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Uitleg en oefening §6 Meewerkend voorwerp
- Maken §6 Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin herkennen.

Slide 4 - Diapositive

§6 Meewerkend voorwerp
- In zinnen met een lijdend voorwerp (lv) kán een meewerkend voorwerp (mv)
   voorkomen.
- Het mv geeft aan voor wie/wat iets is of aan wie/wat iets gegeven of verteld 
   wordt.
- Het mv kán beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet. 
- Als het er niet mee begint, kun je aan of voor er vaak wel voor zetten.
- Als het er wel mee begint, kun je aan of voor vaak weglaten. 
- Soms moet je dan iets aan de woordvolgorde veranderen.

Slide 5 - Diapositive

§6 Meewerkend voorwerp
Zo vind je het meewerkend voorwerp:
1. Benoem de pv.
2. Verdeel de zin in zinsdelen.
3. Benoem het ow.
4. Benoem het wg.
5. Benoem het lv.
6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?
     Het antwoord is het mv.

Slide 6 - Diapositive

§6 Meewerkend voorwerp
>> Monica heeft haar moeder een bos chrysanten gegeven.
1. pv = heeft
2. Monica / heeft / haar moeder / een bos chrysanten / gegeven.
3. ow = Monica
4. wg = heeft gegeven
5. lv = een bos bloemen
6. Aan wie/wat heeft Monica een bos bloemen gegeven?
     mv = haar moeder

Slide 7 - Diapositive

§6 Meewerkend voorwerp
>> Gistermorgen zette Iris een kop koffie voor de docent Frans.
1. pv = zette
2. Gistermorgen / zette / Iris / een kop koffie / voor de docent Frans.
3. ow = Iris
4. wg = zette
5. lv = een kop koffie
6. Voor wie/wat zette Iris een kop koffie?
     mv = voor de docent Frans

Slide 8 - Diapositive

§6 Meewerkend voorwerp
Houd altijd deze volgorde aan!
1. Benoem de pv.
2. Verdeel de zin in zinsdelen.
3. Benoem het ow.
4. Benoem het wg.
5. Benoem het lv.
6. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?
     Het antwoord is het mv.

Slide 9 - Diapositive

Wat is het mv?

Lucian stelde een moeilijke vraag aan zijn mentor.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het mv?

In de pauze koopt Lisanne broodjes voor Lola en Eva.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het mv?

Michel vertelt zijn broertje graag spannende verhalen.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het mv?

Roberts vader bestelde vorige week ijsjes voor ons.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het mv?

Wanneer geeft de docent ons het huiswerk op?

Slide 14 - Question ouverte

Ik kan het mv in een zin aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Aan de slag!
Maak §6 Meewerkend voorwerp, blz. 209,
opdracht 2 t/m 5.
Gebruik een schrift voor opdr. 3 en 4!

r.

Slide 16 - Diapositive