6.4 - Productiecapaciteit & arbeidsproductiviteit

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet hoe je de productie per werknemer berekent.
  2. Je weet manieren te benoemen hoe bedrijven meer kunnen produceren.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet hoe je de productie per werknemer berekent.
  2. Je weet manieren te benoemen hoe bedrijven meer kunnen produceren.

Slide 1 - Diapositive

Productiecapaciteit 1 / 3
Bedrijven hebben werknemers in dienst en/of maken gebruik van machines om producten te produceren. Soms komt het voor dat bedrijven veel orders (bestellingen) binnen krijgen en niet genoeg producten op tijd kan produceren om deze orders af te handelen.

De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken, noem je de productiecapaciteit. Deze wordt bepaald door:
  1. het aantal mensen dat in een bedrijf werkt
  2. het aantal uren dat de mensen in het bedrijf werken
  3. de machines die worden gebruikt

Slide 2 - Diapositive

Productiecapaciteit 2 / 3
Bedrijven kunnen meer mensen aannemen om zo de productiecapaciteit te verhogen. Ook kun je het personeel (binnen de regelgeving) meer uren laten werken. Je kunt het personeel ook trainen (cursussen aanbieden) zodat ze in staat zijn meer werk te verzetten.

Daarnaast kunnen bedrijven het arbeid dat verzet wordt door werknemers vervangen door machines. Machines zijn in staat sneller en nauwkeuriger te werken dan werknemers. Waar personeelsleden pauzes nodig hebben, kunnen machines "oneindig" doorwerken.

Ook kunnen bestaande machines vervangen worden voor verbeterde nieuwere machines, welke in staat zijn meer te produceren.

Slide 3 - Diapositive

Productiecapaciteit 3 / 3
Als machines niet gebruikt worden of als er niet genoeg werk is voor de werknemers, dan is de productiecapaciteit onderbezet. Je zou dan in principe meer kunnen maken. 

Andersom kan natuurlijk ook.

Als er veel vraag is naar de producten, meer vraag dan jouw machines of werknemers kunnen maken, dan is er sprake van overbezetting. Je zal dan manieren moeten zoeken om aan de vraag te kunnen voldoen, zoals op de vorige dia is besproken.

Slide 4 - Diapositive

1. Bij autofabriek VDL NedCar in Born werken 1.500 mensen aan de productie van Mini's, onderdeel van BMW. Ze werken 36 uur per week. Met behulp van machines en robots kan één werknemer gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.

Bereken de maximale productiecapaciteit per jaar bij VDL NedCar.

Slide 5 - Question ouverte

2. Bij autofabriek VDL NedCar in Born werken 1.500 mensen aan de productie van Mini's, onderdeel van BMW. Ze werken 36 uur per week. Met behulp van machines en robots kan één werknemer gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.

In een jaar rollen er 50.000 Mini's van de band. Bereken hoeveel procent van de productiecapaciteit wordt gebruikt. Rond je antwoord af op één decimaal.

Slide 6 - Question ouverte

3. Bij autofabriek VDL NedCar in Born werken 1.500 mensen aan de productie van Mini's, onderdeel van BMW. Ze werken 36 uur per week. Met behulp van machines en robots kan één werknemer gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.

Noem één reden waarom VDL NedCar minder produceert dan de maximale productiecapaciteit.

Slide 7 - Question ouverte

4. Bij autofabriek VDL NedCar in Born werken 1.500 mensen aan de productie van Mini's, onderdeel van BMW. Ze werken 36 uur per week. Met behulp van machines en robots kan één werknemer gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.

Is er sprake van onderbezetting of overbezetting van de productiecapaciteit?
A
Onderbezetting
B
Overbezetting

Slide 8 - Quiz

Arbeidsproductiviteit
Bedrijven streven naar een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit. Dat is de productie per werknemer in een bepaalde tijd, bijvoorbeeld per uur of per week. Als een werknemer in dezelfde tijd meer gaat produceren, dalen de loonkosten per product. Het bedrijf kan dan de verkoopprijs verlagen waardoor de afzet kan toenemen.

Slide 9 - Diapositive

Hoe bereken je de arbeidsproductiviteit?


Voorbeeld: een kledingfabriek produceert 120.000 t-shirts per week. Er zijn 16 werknemers die elk 5 dagen per week werken.

  1. De productie per dag is 120.000 t-shirts per week ÷ 5 werkdagen = 24.000 t-shirts per dag.

  2. De arbeidsproductiviteit is 24.000 t-shirts per dag ÷ 16 werknemers = 1.500 t-shirts per werknemer per dag.
 
Arbeidsproductiviteit per periode = totale productie per periode ÷ aantal werknemers

Slide 10 - Diapositive

5. Een fietsfabriek produceert per jaar 132.600 e-bikes. De fabriek heeft 128 werknemers in dienst en is zes dagen per week open..

Bereken hoeveel fietsen de fabriek per dag produceert.

Slide 11 - Question ouverte

6. Een fietsfabriek produceert per jaar 132.600 e-bikes. De fabriek heeft 128 werknemers in dienst en is zes dagen per week open..

Een werkdag in de fietsfabriek duurt 8,5 uur. Bereken de arbeidsproductiviteit per uur.

Slide 12 - Question ouverte

7. Leg uit waarom de loonkosten per product kunnen dalen als de arbeidsproductiviteit stijgt.

Slide 13 - Question ouverte

8. Wat gebeurt er met de kosten voor het gebouw, zoals de huur- of energiekosten, als de arbeidsproductiviteit stijgt?
A
De kosten stijgen
B
De kosten dalen
C
De kosten blijven gelijk

Slide 14 - Quiz

Antwoord vraag 8
Het antwoord op vraag 8 is: de kosten blijven gelijk.

De kosten van het gebouw veranderen niet (of nauwelijks), want deze kosten staan los van het aantal producten dat er gemaakt wordt.

Slide 15 - Diapositive

Oefenen
Maak opdracht 31 en 32 van bladzijde 183.

Klaar en wil je de opdracht nakijken? Klik op het oogje.

Slide 16 - Diapositive