Blok 4 Posteropdracht Natuur, Milieu & de Kledingindustrie
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Rekenvraag: Een zak ribbelchips van het huismerk van Jumbo kost €1,45. Een zak ribbelchips van het huismerk van Lidl is €1,19 Hoeveel % is de chips bij Lidl goedkoper?
Slide 2 - Question ouverte
Ik zit klaar voor de les:
Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
Mijn telefoon zit in de telefoontas
Mijn oortjes zitten in mijn tas.
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
Slide 3 - Diapositive
Posteropdracht
Natuur, Milieu & de Kledingindustrie
Slide 4 - Diapositive
Deze les:
Instructie
Opdrachten
Evalueren hoe de les ging
Slide 5 - Diapositive
poster-opdracht
Je gaat een praktische opdracht maken voor het vak economie over het onderwerp Natuur & Milieu.
Het cijfer dat je voor deze opdracht krijgt, telt mee voor je schoolexamen.
Gebruik de theorie van het informatieblad (krijg je van mij) bij het maken van de opdracht.
.
Slide 6 - Diapositive
Maatschappelijke kosten
De afgelopen jaren zijn we steeds meer spullen en producten gaan kopen. Er moeten dus ook meer producten gemaakt worden.
Er is dan ook sprake van economische groei en hier zitten nadelen aan voor het milieu. Dat noemen we maatschappelijke kosten
We zijn vooral meer kleding gaan kopen. We letten niet altijd op of de kleding duurzaam geproduceerd is. Als je dit wel doet, dan ben je milieuvriendelijk aan het consumeren.
Slide 7 - Diapositive
Grote vervuiler!
Het is voor de meeste mensen is het een verrassing dat de kledingindustrie eigenlijk de op één na grootste vervuiler ter wereld is – na de olie-industrie.
Maar is de kleding die we dragen nu echt zo slecht voor het milieu?
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Slide 10 - Vidéo
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Vidéo
Voorbeelden van goede posters van vorig jaar
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
De opdracht wordt nu uitgedeeld
We bekijken hem samen
Slide 16 - Diapositive
A: Wat voor soort poster ga maken
Er zijn 3 soorten posters:
1. Informatieve poster
2. Overtuigende poster
3. Choquerende poster.
Slide 17 - Diapositive
Informatieve posters
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Overtuigende posters
Poster die je moet overtuigen om minder vlees te eten
Slide 21 - Diapositive
Poster die je moet overtuigen om minder plastic te gebruiken
Slide 22 - Diapositive
Poster die je moet overtuigen om minder vlees te eten
Slide 23 - Diapositive
Voor je opdracht kun je kiezen uit nummer 1 of 2
Het doel van de informatieve poster is het geven van informatie over hoe milieuonvriendelijk de kledingindustrie is
Het doel van een overtuigende poster is om mensen te overtuigen om milieuvriendelijke kleding te kopen.
Slide 24 - Diapositive
B: Een poster maak je voor een bepaalde doelgroep.
Voor de opdracht kun je kiezen uit 2 doelgroepen:
1. Jeugd: 12-25 jaar
2. Volwassenen: 40-60 jaar
Slide 25 - Diapositive
C: HOE ga je de aandacht van jouw doelgroep trekken?
Wat is de kern van je boodschap? Bijvoorbeeld:
Informatie geven dat de kledingindustrie slecht is voor het milieu of
mensen overhalen om milieuvriendelijke kleding te kopen
Slide 26 - Diapositive
C: HOE ga je de aandacht van jouw doelgroep trekken?
Welke voorbeelden kun je bedenken om je boodschap duidelijk te maken.
Bijvoorbeeld:
bij het maken van spijkerbroeken wordt heel veel water gebruikt en vergiftigd of
door tweedehandskleding te kopen is er minder afval en dat is fijn voor het milieu
Slide 27 - Diapositive
D: Je poster moet aan 15 kenmerken voldoen
Deze staan op je opdrachtblad
Slide 28 - Diapositive
E: Je poster krijgt een cijfer n.a.v. de rubric
Deze staat op je opdrachtblad en heeft 3 onderdelen:
inhoud
vorm
spelling & grammatica
Slide 29 - Diapositive
aan de slag
timer
1:00
Slide 30 - Diapositive
Huiswerk:
De volgende les gaan we verder met de poster.
De deadline is xxx
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Productiecapaciteit
Productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.
De productiecapaciteit wordt bepaald door:
het aantal mensen dat in het bedrijf werkt
het aantal uren dat zij werken
de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt
Slide 33 - Diapositive
Productiecapaciteit
Als machines niet worden gebruikt of als er niet genoeg werk is voor iedereen, dan heet dat: onderbezetting
Als er zó veel vraag is naar producten, dat er een tekort is aan personeel en machines, dan heet dat: overbezetting
Slide 34 - Diapositive
Bij autofabriek VDL Nedcar werken 1.500 mensen aan de productie van Mini’s.
Eén werknemer kan gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.
Slide 35 - Diapositive
Bereken de maximale productiecapaciteit per jaar bij VDL Nedcar.
(Bij autofabriek VDL Nedcar werken 1.500 mensen aan de productie van Mini’s. Eén werknemer kan gemiddeld 1,5 Mini per week produceren.)
Slide 36 - Question ouverte
In een jaar rollen 50 000 Mini’s van de band.
Bereken hoeveel procent van de productiecapaciteit wordt gebruikt.
A
50%
B
23,4%
C
42,7%
D
100%
Slide 37 - Quiz
Is er bij Nedcar onderbezetting of overbezetting?
A
onderbezetting
B
overbezetting
Slide 38 - Quiz
Gaat de productiecapaciteit omhoog of omlaag?
In een drukkerij wordt een nieuwe drukpers aangeschaft.
A
omhoog
B
omlaag
Slide 39 - Quiz
Gaat de productiecapaciteit omhoog of omlaag?
Van de veertig medewerkers gaan er vijf met pensioen.
A
omhoog
B
omlaag
Slide 40 - Quiz
Gaat de productiecapaciteit omhoog of omlaag?
Een bedrijf gaat van een werkweek van 40 uur naar 36 uur.
A
omhoog
B
omlaag
Slide 41 - Quiz
Arbeidsproductiviteit berekenen
Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers
Voorbeeld:
Een kledingfabriek produceert 120.000 T-shirts per week.
Er zijn 16 werknemers die elk 5 dagen per week werken.
De productie per dag is 120.000 : 5 = 24 000 T-shirts.
De arbeidsproductiviteit is 24.000 ÷ 16 = 1500 T-shirts per persoon per dag.
Slide 42 - Diapositive
Leg uit waarom de loonkosten per product dalen, als de arbeidsproductiviteit stijgt:
Slide 43 - Question ouverte
Veranderen de kosten voor een gebouw, zoals de huur, als de arbeidsproductiviteit stijgt?