A1 les 12

les 12
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5Studiejaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

les 12

Slide 1 - Diapositive

Lesplan
1. check in
2. kahoot
3. leestekst en oefening
4. Spreekoefening bij het koffieapparaat
5. Raad het woord
6. Oefening met lidwoorden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Slide 4 - Diapositive

Dialoog: Bij het koffiezetapparaat ☕
👩 Anna: Hoi Mark, wil jij ook koffie?
👨 Mark: Ja, graag! Ik ben een beetje moe.
👩 Anna: Hoe drink jij je koffie?
👨 Mark: Met melk en een beetje suiker.
👩 Anna: Oké, hier is je koffie.
👨 Mark: Dank je wel! Wat drink jij?
👩 Anna: Ik neem thee. Ik hou niet van koffie.
👨 Mark: Oh, echt? Wat is jouw favoriete thee?
👩  Anna: Kamille. Dat is lekker en rustgevend.
👨 Mark: Klinkt goed! Geniet van je thee.

Slide 5 - Diapositive

raad het woord

Slide 6 - Diapositive

🔹 Bepaalde lidwoorden: "de" & "het"
Gebruik je voor iets specifieks of bekends.

"De" → meeste woorden, meervoud, mensen, beroepen, bloemen, bomen, fruit.
Voorbeeld: de tafel, de vrouw, de appel.

"Het" → verkleinwoorden (-je), talen, spellen, sommige zelfstandige naamwoorden (gevoel, verschil).
Voorbeeld: het boekje, het Nederlands, het verschil.

Slide 7 - Diapositive

🔹 Onbepaald lidwoord: "een"
Gebruik je voor iets algemeens of onbekends.

Voorbeeld: een huis, een hond, een kop koffie.

✅ Voorbeelden:

Ik koop een boek. (Ik weet nog niet welk boek.)
Zij heeft een hond. (We weten niet welke hond precies.)
We drinken een kop koffie. (Het maakt niet uit welke kop.)

Slide 8 - Diapositive

Oefening: Kies het juiste lidwoord (de/het/een) 📝
1. Ik heb __________ boek gelezen.
2. Op tafel staat __________ kopje koffie.
3. Zij koopt __________ jas in de winkel.
4. We gaan naar __________ park om te wandelen.
5. Mijn broer heeft __________ nieuwe fiets.
6. Kijk! Daar loopt __________ hond op straat.
7. In Nederland regent het vaak in __________ herfst.
8. We eten vandaag __________ appel en __________ banaan.
9. Hij heeft __________ idee voor het feest.

Slide 9 - Diapositive

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 10 - Diapositive

Dictee
Ik wil graag werken in een winkel.
Wanneer kan ik beginnen met mijn nieuwe baan?
Mijn collega’s zijn vriendelijk en helpen mij.
Ik werk van maandag tot en met vrijdag.

Slide 11 - Diapositive