Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Feedback op de recensie
Slide 1 - Diapositive
Wat vind je van deze leeslokker?
'Vraag jij je af waar de muizen vandaan komen dan?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Wat vind je van deze leeslokker? 'Heb jij ook weleens een rampvakantie gehad die in een droomvakantie eindigde? Nee? Bram Botermans wel!
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Sondage
Schrijven is praten met iemand die er niet is
Slide 4 - Diapositive
Schrijven is praten met iemand die er niet is
Je moet alles dus superduidelijk uitleggen.
Slide 5 - Diapositive
Is dit duidelijk?
"Ik ken een persoon die ook dit soort van heeft meegemaakt."
😒🙁😐🙂😃
Slide 6 - Sondage
Is dit duidelijk? 'Ben jij een echte paardenliefhebber? Dan is dit boek wat voor jou!'
😒🙁😐🙂😃
Slide 7 - Sondage
Wat ontbreekt er in deze zin? 'In het leven van een loser komt geen moeilijk taalgebruik voor.'
Slide 8 - Carte mentale
Wat ontbreekt er in deze zin? 'Het is een erg spannend boek omdat Percy Jackson steeds in de problemen komt.'
Slide 9 - Carte mentale
Wat vind je van dit argument? "Ik vond de gebeurtenissen in het boek niet zo leuk, omdat ik ze niet altijd leuk vond."
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Sondage
Welke zin is juist?
A
Zij wil een ijsje.
B
Zij wilt een ijsje.
Slide 11 - Quiz
Willen
Willen lijkt een regelmatig werkwoord, maar dat is het niet. Want in de derde persoon enkelvoud gaat de regel stam+t niet op. Oftewel, wanneer je het over hij of zij hebt, of over Jan of Truus, komt er dus geen -t bij.
Slide 12 - Diapositive
Gebruik hoofdletters en punten en maak complete zinnen!
Slide 13 - Diapositive
Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma..
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.