1H1 donderdag 1 december 2022

Welkom!
Welkom 1H1
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Welkom 1H1

Slide 1 - Diapositive

Programma van de les 1H2
woensdag 30 november
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Planning
  • Grammatica Lijdend Voorwerp paragraaf 7 blz 216
  • Afsluiting 
Lesdoel:

Slide 2 - Diapositive

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Diapositive

Planning
Volgende week toetsen bespreken
Volgende week planning voor periode twee klaar

Slide 4 - Diapositive

Grammatica

Slide 5 - Diapositive

einde
einde

Slide 6 - Diapositive

Grammatica 
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
Nieuw
- Lijdend voorwerp


Slide 7 - Diapositive

Les en doelen
  • We gaan eerst oefenen met grammatica (pv, wwg en ow)
  • Daarna uitleg over het lijdend voorwerp.
Doel: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 8 - Diapositive

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wwg?

Slide 9 - Carte mentale

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 10 - Quiz

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wwg?

Slide 11 - Carte mentale

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur

Slide 12 - Quiz

Wat weet jij over een lijdend voorwerp?

Slide 13 - Carte mentale

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘werken’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘bestellen’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handelng uit te voeren.

Bij sommige werkwoorden bestaat de basiszin uit drie zinsdelen en dan is het derde zinsdeel het lijdend voorwerp.
Vragen: Wat is de handeling? Wie voert de handeling uit? Wat is nodig bij de handeling?

Slide 16 - Diapositive

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 17 - Diapositive

Welke opgaven moeten we maken?​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 18 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 19 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 20 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
az

Slide 21 - Quiz

Wat snap je niet over
het lijdend voorwerp?

Slide 22 - Carte mentale

En nu oefenen!
blz 216 en 217
Opdracht 1 t/m 6

in je schrift maken

Slide 23 - Diapositive

Ok, deze les was ...
A
Te makkelijk, zonde van m'n tijd
B
Stiekem toch lastig. Ik ga nog even oefenen!
C
Ik wil graag wat meer uitleg
D
Ging gewoon lekker!

Slide 24 - Quiz