Blok 3 Grammatica Lijdend voorwerp

Grammatica Blok 3
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica Blok 3
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp


Slide 1 - Diapositive

Les en doelen
  • We gaan eerst oefenen met grammatica (pv,
    wwg en ow)
  • Extra informatie over het lijdend voorwerp.
Doel: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin vinden en benoemen.

Slide 2 - Diapositive

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wwg?

Slide 3 - Carte mentale

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 4 - Quiz

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wwg?

Slide 5 - Carte mentale

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur

Slide 6 - Quiz

Wat weet jij over een lijdend voorwerp?

Slide 7 - Carte mentale

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘werken’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘bestellen’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.

Bij sommige werkwoorden bestaat de basiszin uit drie zinsdelen en dan is het derde zinsdeel het lijdend voorwerp.
Vragen: Wat is de handeling? Wie voert de handeling uit? Wat is nodig bij de handeling?

Slide 10 - Diapositive

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 11 - Diapositive

Welke opgaven moeten we maken?​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 12 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 13 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 14 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
ander zinsdeel

Slide 15 - Quiz

Wat snap je niet over
het lijdend voorwerp?

Slide 16 - Carte mentale

En nu oefenen!
Blok 3 Grammatica
Gebruik de theorie
3.2 A  maken en nakijken

Slide 17 - Diapositive