Comparisons

Comparisons
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Comparisons

Slide 1 - Diapositive

old is een bijvoeglijk naamwoord.  Het vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Diapositive

Er zijn 2 categorieën voor vergelijkingen. De categorieën zijn gebaseerd op:
A
het aantal letters van het bijvoeglijk naamwoord
B
het aantal hoofdletters in het bijvoeglijk naamwoord
C
het aantal lettergrepen van het bijvoeglijk woord
D
de betekenis van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

LET OP SPELLING als 
het bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker en 1 medeklinker.
Dus:
big - bigger - biggest
thin - thinner - thinnest
sad - sadder - saddest
fat - fatter - fattest
Vergelijk:
long - longer - longest
nice - nicer - nicest
young - younger - youngest

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

DUS:
Bij twee of meer lettergrepen: more - most
 
quiet - more quiet - most quiet
modern - more modern - most modern
useful - more useful- most useful
LET OP BIJ TWEE LETTERGREEP BIJVOEGELIJK NAAMWOORDEN!

Slide 7 - Diapositive

LET OP BIJ 2 LETTERGREPEN!
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op:
- y
- er
-le
- ow
- ure
Dan: - er /est  



happy - happier - happiest
clever - cleverer - cleverest
simple - simpler - simplest
narrow - narrower - narrowest
mature - maturer - maturest

Vergelijk:
handsome - more handsome - most handsome

Slide 8 - Diapositive

3. Onregelmatige vormen
moet je uit je hoofd leren:
good better best
bad worse worst
much more most
many more most
little less least


Slide 9 - Diapositive

Bij vergelijkingen gebruik je bij de vergrotende trap: than
Bij de overtreffende trap gebruik je: the
DUS:
Ik ben groter dan Kim.
I am taller than Kim.
Ik ben het grootste.
I am the tallest.
as ... as
I am as tall as Kim.
Ik ben net zo groot als Kim.

Hier dus geen er/est of more/most!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Use the right comparison:
> Jessy is ______ my mum.
A
funnyer than
B
funnier than
C
more funny than
D
the most funny

Slide 12 - Quiz

Use the right comparison:
She is wearing ... (beautiful) dress.
A
more beautiful than
B
beautifuller than
C
the most beautiful
D
the beautifullest

Slide 13 - Quiz



That girl is ...... (smart) than her sister.

Slide 14 - Question ouverte


That tail is the ..... (long).

Slide 15 - Question ouverte


Katy is ..... (happy) than her friend.

Slide 16 - Question ouverte



My mother is ....... (intelligent) woman I know!

Slide 17 - Question ouverte

COMPARISONS
Jason likes playing football ___ (good) playing hockey.

Slide 18 - Question ouverte

COMPARISONS
You broke the plate! Please be ___ (careful) in the future.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo