7: eerste kennismaking ESTTENTEN

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Woche: sieben

Lernziele für heute: 

Hoe vervoeg je (zwakke) werkwoorden

1. Verschil tussen een zwak en sterk werkwoord

2. Hoe vind ik de stam van een werkwoord?

3. Hoe vind ik het onderwerp in een zin?

4. Wat is de pyramide van vervoegen?

5. Wat is de ESTTENTEN regel? 

Hausaufgaben:

Keine

Welke klank hoor je?

1. u=oe
2. ü=uu

De G in het Duits klinkt:....

1. hard
2. zacht

Welke klank hoor je?

1. u=oe
2. ü=uu

Hoe klinkt de Z klank in het Duits?

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

1. Verschil tussen een zwak en sterk werkwoord?

zwak

sterk

zijn

hebben

wonen

kopen

worden

heten

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

zwakke werkwoorden zijn regelmatig in klank

sterke werkwoorden zijn onregelmatig in klank

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

2. Hoe vind ik de stam van een werkwoord?

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Wann

: Google classroom: Aufgabe A: Stamm

: selbständig

:  vier Minuten

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

1. bestell

2. kauf

3. bezahl

4. ess

5. geh

6. bleib

7. komm

8. brauch

9. lieb

10. heiß

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

hele werkwoord -/- en = stam

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

3. Hoe vind ik het onderwerp in een zin?

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Wann

: Google Classroom Aufgabe B: onderwerp

: selbständig

: zehn Minuten

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

1. De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.

2. Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.

3. De rekening werd door hem niet op tijd betaald.

4. De politie bracht de jongens naar het bureau.

5. Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.

6. Dat wisten de dorpelingen al een hele tijd.

7. De voorlichtingsambtenaar van de gemeente krijgt elke dag veel vragen.

8. Aan alle leerlingen van de school is een brief gestuurd.

9. Bij de opening van de verbouwde school kregen alle leerlingen een aandenken.

10. Ik zal hem het geven.

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Wie/wat + ww? = onderwerp

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

1. Wohnt ihr noch in Den Haag?

2. Was liebst du?

3. Ich kaufe mir diese Zeitschrift.

4. Er hat eine Freundin.

5. Gehst du gerne mit dem Zug?

6. Der Schäferhund bellt immer.

7. Wir kaufen einen Knochen für Bello.

8. Im Tierheim sucht der Vater einen neuen Hund aus.

9. Haben die Damen heute Mittag Zeit?

10. Hans ist krank.

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Wie/wat + ww? = onderwerp

ik	jij	hij/zij/het/men	wij	jullie	zij/u
ich	du	er/sie/es/man	wir	ihr	sie/Sie
		Hans/Grietje/paard	ik en Hans		Hans en Grietje

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

4. Wat is de pyramide van vervoegen?

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

       STAM

1

      ONDERWERP

2

      UITGANG

3

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

ich	du	er/sie/es/man	wir	ihr	sie/Sie
E	ST	T	EN	T	EN

1

2

1

2

1

2

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

Was

Wie

Wann

: Google Classroom Aufgabe B: uitgang

: selbständig

: fünfzehn Minuten

1. Mein Vater (trinken) trinkt gern Kaffee mit Milch.

2. Ich (gehen) gehe in den Supermarkt.

3. (kommen) Kommt ihr? Wir wollen jetzt frühstücken.

4. Was (trinken) trinkst du am liebsten?

5. Hans (schmecken) schmeckt  das nicht.

6. Er (kochen) kocht eine Tomatensuppe.

7. Wie oft (besuchen) besuchst du deine Oma?

8. Meine Eltern (wohnen) wohnen in Berlin.

1. sitzt

2. liebt

3. bellen

4. kaufen

5. suche

Wiederholung

Hausaufgaben

Ziel

Aufgaben

Feedback

Ende

1. stam

2. onderwerp

3. uitgang