DE EGEL

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 5,6

De egel

Vandaag lezen wij een informatieve tekst.

In een informatieve tekst wordt iets uitgegeld. Er staan feiten in en geen meningen.

Feit: een egel heeft stekels

Mening: een egel is stom.

We gaan eerst het filmpje bekijken.

https:

Lesdoel les 1

Ik weet welke titel boven de stukjes tekst horen.

Ik kan vragen over de tekst beantwoorden.

We gaan samen te tekst lezen.

Opdracht 1

Knip de titels uit en plak ze bij het juiste stukje.

Opdracht 1

Knip de titels uit en plak ze bij het juiste stukje.

Opdracht 2

beantwoord de vragen. je mag overleggen met elkaar. Daarna gaan we ze bespreken.

Vraag 1(lees regel 1 en 2)

Wat is er aan de hand met de egels. Schrijf 2 dingen op.

1.    ……………………………………………

2.    ……………………………………………

Vraag 2 (lees regel 3)

Waar staan egels vooral om bekend.

Egels staan vooral bekend om hun ………………………

Vraag 3 (lees regel 6 en 7)

Waar kunnen egels leven? Omcirkel het juiste antwoord.
A.    In de huizen en schuurtjes van mensen
B.    Op plaatsen waar struiken en schuilplaatsen zijn.
C.    Op plaatsen waar ze in de nacht kunnen slapen.

Vraag 4 (lees regel 12 tot en met 16 )

Waarom hebben egels het moeilijk. Zet een kruisje voor de goed antwoorden. Er zijn drie antwoorden goed.

O   De egels worden aangevallen door andere dieren.
O   Er is een nieuwe egelziekte.
O   Er worden veel egels doodgereden.
O   Er zijn teveel egels in Nederland.
O   Er is minder leefgebied voor de egels.
O   Het is te warm in Nederland.

Vraag 5 (lees regel 15 en  16 )

Waardoor worden veel egels ziek en wat hebben ze dan? Omcirkel het goede antwoord.

A.    Ze worden ziek door egelziekte. Ze krijgen dan wondjes op hun kop en poten.
B.    Er zijn steeds meer tegels en schuttingen in tuinen. Daardoor worden ze ziek.
C.    Ze worden ziek door mensen. Ze worden bang en rollen zich op tot een balletje.

Vraag 6 (lees regel 18 en  19 )

Waarom maakte Marjolein Mekking een gat in de schutting?

Lesdoel les 2

Ik weet wat de moeilijke woorden betekenen en ik kan een weetjesschema maken.

tekst beantwoorden.

We gaan samen te tekst lezen.

Zet een streep onder deze 7 woorden!

1. aan de hand zijn                    2. bekend staan om

3. stug                                             4. de schuilplaats

5. overdag                                      6. de schutting

7. het leefgebeid

Je kan de betekenis van het woord achterhalen door:

• terug te lezen
• vooruit te lezen
• delen van het woord te bekijken 

Lukt dat niet dan zoeken je het woord op in het woordenboek.

Opdracht 3

Opdracht 4

Vul het weetjesschema in.

Lesdoel les 3

Ik kan alleen moeilijke vragen beantwoorden.

En ik kan een egel maken

We gaan samen te tekst lezen.

Opdracht 5

Maak de 5 vragen.

Je mag niet met elkaar overleggen.

Ben je klaar dan wacht je even op de rest.

Vraag 1 (lees regel 2 en 5)

Daar staat: En er is gevaar? Dan rolt de egel zich op tot een balletje.

Welke zin past het beste achter deze zinnen?
A.    Daar is veel eten te vinden voor de gele en andere dieren.
B.    Daardoor hebben veel egels wondjes gekregen.
C.    Zo kunnen andere dieren hem niet pakken door zijn stekels.

Vraag 2 (lees regel 6 en 7)

Daar staat: En er maar struiken en schuilplaatsen zijn?

Wat is de schuilplaats?
A.    de plaats waar jij je verstopt.
B.    de taal die je spreekt.
C.    het eten dat je vindt.

Vraag 3 (lees Lees het stukje onder Leven van de egel)

Waarom gaan egels in het voorjaar weer eten?

A.    In het voorjaar zijn de slakken het lekkerst. Daarom wachten de egels tot het voorjaar om te eten.
B.    Egels beginnen dan bijna aan hun winterslaap. Ze moeten daarom nog even veel eten.
C.    Egels komen dan uit hun winterslaap en hebben honger. Want ze hebben al lang niet gegeten.

Vraag 4 (lees Lees het stukje onder Moeilijk)

Wat is het belangrijkste van dat stukje?

A.    Egels in Nederland hebben het moeilijk. Ze worden doorgereden en ze hebben minder leefgebied. Ook is er een nieuwe egelziekte.
B.    In de tuinen zijn steeds meer tegels. Er zijn ook steeds meer schuttingen. Egels krijgen wondjes op hun kop en poten.

Vraag 5 (lees het stukje onder regel 27 en 28)

Daar staat: En ze maakte huisjes van hout.

Wie of wat is ze?
A.    De egel (regel 20)
B.    Marjolein Mekking (regel 26)
C.    Een restaurant voor egels (regel 27)

Opdracht 6

We gaan zelf een egel maken.

stap 1 - Knip de egel uit.
stap 2 - Knip of prik de stekels van de egel uit en vouw ze naar voren. Nu lijkt het net of de egel echt stekels heeft.
stap 3 - Plak de egel op het groene vel papier en plak de herfstblaadjes onder de egel.

Nu is je herfstknutsel af!