3.2 Julius Caesar (Bonus)

3.2 Julius Caesar (Bonus)
Gallisch opperhoofd Vercingetorix geeft zich na een lange oorlog over aan Julius Caesar. Caesar zie je rechts op de troon tussen zijn trouwe soldaten.
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

3.2 Julius Caesar (Bonus)
Gallisch opperhoofd Vercingetorix geeft zich na een lange oorlog over aan Julius Caesar. Caesar zie je rechts op de troon tussen zijn trouwe soldaten.

Slide 1 - Diapositive

Doelen van vandaag
  • Wat directe en indirecte bronnen zijn
  • Begrijp je hoe Julius Caesar populair werd in Rome en de macht wist te grijpen.

Slide 2 - Diapositive

Wat kan een "bron" zijn?
Bespreek met je buurman/ vrouw wat een bron kan zijn (1 min).

timer
1:00

Slide 3 - Diapositive

Wat kan een "bron" zijn?
Bedenk met je buurman voorbeelden van een (2 min): 

Directe bron

Indirecte bron
timer
2:00

Slide 4 - Diapositive

Julius Caesar

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Vidéo

Het Romeinse leger

Slide 7 - Diapositive

Het Romeinse Leger
Het leven van een Romeinse soldaat

Slide 8 - Diapositive

Het Romeinse leger

Slide 9 - Diapositive

Wat zou een voordeel zijn van een beroepsleger tov een dienstplichtleger?

Slide 10 - Question ouverte

Wat zou een nadeel zijn van een beroepsleger tov een dienstplichtleger?

Slide 11 - Question ouverte

Het Romeinse leger
  • Het Romeinse leger heersten eeuwenlang over enorme gebieden zoals Frankrijk, Engeland, Spanje, Balkans en het midden-oosten. 
  • Hiervoor had je een enorm leger nodig. 
  • Op zijn hoogte punt had het Romeinse leger een sterkte van 33 legioenen, ongeveer 450.000 soldaten . 

Slide 12 - Diapositive

Het Romeinse leger
  • Het Romeinse leger werkte met legioenen. Een legioen bestond uit 5200 tot 6000 manschappen. 
  • Deze manschappen werden dan opnieuw verdeeld in 10 cohorten onder leiding van een Pilus Primus. 
  • Onder de Primus stonden de centurions die leiding hadden over 80 mannen die samen een centuria vormden.     

Slide 13 - Diapositive

Het Romeinse leger
  • Elke centuria had een signifer - de veldtekendrager. Dat was een erefunctie.
  • De centuria bestond dan weer uit 10 contubernia, de kleinste eenheid. 
  • De conturbernia bestond uit 8 soldaten die samen een tent deelden. En ze hadden ook een muilezel. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Het Romeinse leger
  • Het Romeinse leger bestond uit vele onderdelen van normale soldaat, verkenner en paardrijders. 
  • Daarnaast had elke soldaat ook nog een eigen taak buiten het vechten. Hij was kok, smid, bakker of timmerman. 
  • In het kamp of buiten het vechten deden de soldaten deze taken om het kamp werkende te houden.  

Slide 16 - Diapositive

Waarom is het handig dat jouw soldaten naast vechten ook iets anders kunnen?

Slide 17 - Question ouverte

Het Romeinse leger als beroepsleger. 
  • Het Romeinse leger was een beroepsleger dat betekent dat jouw soldaten vechten voor een beroep. 
  • Ze kregen van Rome training en een uitrusting. 
  • Bij andere landen/rijken moesten soldaten vaak hun eigen uitrusting betalen en hadden vaak een ander beroep dan alleen vechten.   

Slide 18 - Diapositive

Het Romeinse leger als beroepsleger. 
  • Dankzij hun training en tactieken konden de Romeinen legers aan die vele malen groter waren dan hun zelf. 
  • Daarnaast was hun discipline ook erg goed. Dit werd ook hard gehandhaafd. 
  • Vluchtte je van het slagveld dan werd je gedood. Was het legioen ten schande gebracht werd er decimatie toegebracht. 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

De bondgenoten van Rome.
  • Vaak kozen de stammen/rijken voor een bondgenootschap met Rome. 
  • Ze kregen bescherming van Rome en konden gaan werken in het Romeinse leger.
  • Na 25-30 jaar dienst in het Romeinse leger kreeg je als bondgenoot Romeins burgerschap. 

Slide 21 - Diapositive

Goed getraind

Slide 22 - Diapositive

Wapens 
  • Gladius 
  • Pilum     
  • Pugio     
  • Scutum

Slide 23 - Diapositive

De discipline                                      
Afranseling
Extra corvee
Geen eten
Doodslaan
Decimering

Slide 24 - Diapositive

Een eer
Liefde voor Rome
Manier om dat te bewijzen

Slide 25 - Diapositive

Trucs en tactieken
Rug naar de zon
De windrichting
Hoog staan        
15 meter aanvallen
Formaties

Slide 26 - Diapositive

De eisen
1.  Slank maar gespierd
2.  Scherpe ogen
3. Scherpe oren
4. Ongetrouwd zijn
5.  1 meter en 75 cm
6. Een Romeinse staatburger
De eisen
1 meter en 75 centimeter
Slank maar gespierd zijn
Scherpe ogen hebben
Scherpe oren hebben
Een staatsburger zijn
Ongetrouwd zijn

Slide 27 - Diapositive

Is er iets wat je nog wilt weten over het Romeinse leger?

Slide 28 - Diapositive

Het Romeinse Rijk groeit!



  • Legeraanvoerders, zoals Julius Caesar, veroveren grote delen van Europa. 

Slide 29 - Diapositive

West-Europa vóór de veroveringen van generaal Julius Caesar
Gallië bestond uit tientallen stammen die regelmatig oorlog met elkaar voerden.

Slide 30 - Diapositive

Caesar ging zonder toestemming van de Senaat met een leger Gallië in en versloeg de ene na de andere stam.

Slide 31 - Diapositive

Veldtocht
  •  Versloeg de ene na de andere stam.
  • Stammen verenigden zich onder Vercingetorix.
  • Grote confrontatie bij de stad Alesia.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Augustus
Na de dood van Julius Caesar brak er een burgeroorlog uit, deze werd gewonnen door Caesars geadopteerde zoon Octavianus. 

Hij werd de eerste keizer van het Romeinse rijk, Keizer Augustus.

Slide 37 - Diapositive

Caesar Augustus

  • Eretitel Augustus ('de verhevene')
  • Iedereen vond Octavianus (nu Augustus) een goede leider.

  • Augustus wordt de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
  • Romeinse Rijk -> keizerrijk
  • 'Rome, een stad van stenen, veranderde in een stad van marmer'.

Slide 38 - Diapositive

Provincies
• Het Romeinse rijk was erg groot, daarom werd het opgedeeld in kleinere stukken.
• Dit waren provincies. 

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive