Samenstellingen

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

- het linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord
        jokkebrok, rodekool

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Koppelteken
De meeste samenstellingen schrijf je aan elkaar:
kassameisje, wijkagent, politiebureau, schoolkantine

Bij een klinkerbotsing (oo, aa, oe, ui) gebruik je een koppelteken:
auto-ongeluk, lente-ui, video-opname. Een klinkerbotsing is een botsing van twee klinkers die samen een klank in de Nederlandse taal vormen. 

Slide 9 - Diapositive

Het koppelteken
Uitzonderingen
Je gebruikt een koppelteken als er in het samengestelde woord cijfers voorkomen.

bijvoorbeeld:
80-jarige, 70-plusser.

Slide 10 - Diapositive

Koppelteken
Je gebruikt een koppelteken
als er in het samengestelde
woord een afkorting voorkomt.

Bijvoorbeeld:
usb-stick, mbo-opleiding, 
A5-formaat, Sint-Nicolaas

Slide 11 - Diapositive

Koppelteken
Je gebruikt een koppelteken bij
aardrijkskundige namen.

Bijvoorbeeld: 
Zuid + Holland = Zuid-Holland.
Zuid-Afrika, Noord-Italië, 
's-Gravenhage, West-Amerika.

Slide 12 - Diapositive


Koppelteken

In samenstellingen die verkeerd gelezen kunnen worden, plaatsen we een koppelteken:

zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen.

Slide 13 - Diapositive

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Astma-aanval
B
Astmaaanval

Slide 14 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 15 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
Koninginnedag
B
Koninginnendag

Slide 16 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
spinnenpoot
B
spinnepoot

Slide 17 - Quiz

Koppelteken?
A
drieëndertig
B
drie en dertig
C
drie-en-dertig

Slide 18 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
toeeigenen
B
toe-eigenen

Slide 19 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
bakkersschort
B
bakkerschort

Slide 20 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 21 - Quiz

Ik weet nu hoe ik samenstellingen moet schrijven.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz