Werkwoordstijden - Past simple

Past simple
Verledentijd 
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Past simple
Verledentijd 

Slide 1 - Diapositive

Goal
Het doel van deze les: 
Aan het einde van deze les kun je de past simple gebruiken in bevestigende, ontkennende en vragende zinnen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Past simple
De verleden tijd noemen we in de Engelse taal
de past simple.
In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: 
  1.  Wanneer gebruik je de past simple? 
  2.  Hoe maak je de past simple? 
  3.  Wat zijn de uitzonderingen van de past simple?

Slide 6 - Diapositive

Wanneer gebruik je de past simple? 
Eerst gaan we even een klein stapje terug. We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en dingen die we met regelmaat doen.
 - I play tennis. --> dit doe je met regelmaat, dat is een feit.

Maar wat als je nou bijvoorbeeld vorige week hebt getennist? Hoe zeg je dat dan?
- I played tennis last week. --> dit is de past simple.

Slide 7 - Diapositive

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de past simple, oftewel in de verleden tijd staat, bijvoorbeeld:
yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.

- I played football three days ago.
- A long time ago, I visited my grandmother.
- I wanted to meet him yesterday.

Signaalwoorden kunnen vooraan of achteraan de zin staan.

Slide 8 - Diapositive

Hoe maak je de past simple?
In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord spelen de volgende vervoeging: Ik speelde, jij speelde, wij speelden

Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd in het Engels eruit? De basisregel voor het schrijven van regelmatige werkwoorden (regular verbs) in de past simple is: schrijf -ed achter de stam.

Slide 9 - Diapositive

Het maakt niet uit of je het over I, you, we of they hebt: 
je schrijft altijd -ed achter de stam.
  • to talk:        I talked to Jim this morning.
  • to watch:   We watched the match yesterday.
  • to play:       She played with her brother.
  • to walk:      Last week, they walked towards the forest.
  • to laugh:    I laughed so loud that everybody could hear it.

Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs) hebben hun eigen spelling en deze moet je uit je hoofd leren. 


Slide 10 - Diapositive

Belangrijke uitzonderingen zijn:
  • Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter:
- to bake: We baked a delicious cake yesterday. 
  • Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter:
- to panic: She panicked when she heard the bad news. 
  • Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied:
- to marry: She married him when she was 18 years old.


Slide 11 - Diapositive

Belangrijke uitzonderingen zijn:
  • Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed:
- to swap: They swapped their Ipods to listen to each others music. 
  • Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
- to travel: We travelled to Africa last summer.

Slide 12 - Diapositive

Irregular verbs 
Om de verledentijd van onregelmatige werkwoorden te vinden, kijk naar naar de 2e vorm van het rijtje. 

I sing a song -> wordt in de verledentijd =  I sang a song. 
He wears jeans -> wordt in de verledentijd = He wore jeans. 

Slide 13 - Diapositive

Vragen en ontkenningen in de Past Simple 
Vragen stellen en ontkenningen maken in de verledentijd kan op twee verschillende manier: 

  • met een vorm van to be in de zin 
  • met andere werkwoorden 

Slide 14 - Diapositive

Vragen met 'to be' 
Als je vragen maakt in de verleden tijd (past simple) met 'to be', dan zet je was of were vooraan in de zin.

  • He was short and thin.
  • Was he short and thin?

  • They were good students.
  • Were they good students?

Slide 15 - Diapositive

Vragen met andere werkwoorden 
In de past simple begint de vraag met did. Omdat did al in de verleden tijd staat, komt daarna áltijd het hele werkwoord.

  • You walked to school yesterday.
  • Did you walk to school yesterday?

  • The cat climbed in a tree this morning.
  • Did the cat climb in a tree this morning?

Slide 16 - Diapositive

Ontkenningen met 'to be'
In de past simple gebruik je was not en were not in ontkenningen met to be.

  • He wasn't (was not) short and thin.
  • They weren't (were not) short and thin.

Slide 17 - Diapositive

Ontkenningen met andere werkwoorden
In de past simple gebruik je did not (didn't) in ontkenningen met andere werkwoorden. Na did not komt dan het hele werkwoord. 
  • You walked to school yesterday.
  • You did not walk to school yesterday.

  • The cat climbed in a tree last weekend.
  • The cat didn't climb in a tree last weekend.

Slide 18 - Diapositive


Let's practice!

Slide 19 - Diapositive

Hoe maak je de past simple van regelmatige werkwoorden?

Slide 20 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de past simple? Geef een volledig antwoord.

Slide 21 - Question ouverte

Wat voor bepaling staat er vaak in een zin met de past simple?

Slide 22 - Question ouverte

Hoe maak je vragen met de past simple als er geen was of were in de zin staat?

Slide 23 - Question ouverte

Hoe maak je ontkenningen met de past simple als er geen was of were in de zin staat?

Slide 24 - Question ouverte

Maak van de volgende zin een vragende zin en schrijf die op: Caleb was at Kim’s party last night.

Slide 25 - Question ouverte

Maak van de volgende zin een ontkennende zin en schrijf die op. Caleb was at Kim’s party last night.

Slide 26 - Question ouverte

Fill in the forms of the past simple of to be.
We __________ in India this summer.
It __________ very funny!

Slide 27 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

1 The teacher ________________ me a question. (ask)

Slide 28 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

2 I ________________ this bag from my sister. (borrow)

Slide 29 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

3 The taxi ________________ just in front of the theatre. (stop)

Slide 30 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

4 We all ________________ the last test. (pass)

Slide 31 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

5 They ___________________ that on purpose. (not do)

Slide 32 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

6 When ________ the accident ________________? (happen)

Slide 33 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

7 The temperatures ________________ a lot last month. (vary)

Slide 34 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

8 ________ you ________________ all the answers? (know)

Slide 35 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

10 We ________________ to stay there any longer. (not want)

Slide 36 - Question ouverte

Vul de zinnen aan met de juiste vorm van de past simple. Gebruik de werkwoorden tussen haakjes. Let op de vragen en ontkennende zinnen.

9 A prisoner ________________ from New York prison. (escape)

Slide 37 - Question ouverte

Irregular verbs 

Slide 38 - Diapositive

Irregular verbs
see - saw - ............

Slide 39 - Question ouverte

Irregular verbs:
to lie - ... - ...

Slide 40 - Question ouverte

Irregular verbs
do - did - ............

Slide 41 - Question ouverte

Irregular verbs
take - took - ............

Slide 42 - Question ouverte

Irregular verbs
tell - ........... - told

Slide 43 - Question ouverte

Irregular verbs
to run - ran - ............

Slide 44 - Question ouverte

Irregular verbs
to forbid - ......... - forbidden

Slide 45 - Question ouverte

Irregular verbs
beat - beat - ............

Slide 46 - Question ouverte

Irregular verbs
to draw - drew - ............

Slide 47 - Question ouverte

Irregular verbs
write - wrote - ............

Slide 48 - Question ouverte

Extra oefenen? 

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Lien

Slide 51 - Lien

Slide 52 - Lien