Spelling - 1h(v) - p3 - les 2 - leestekens

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
Lesdoel: ik weet hoe ik leestekens CORRECT moet gebruiken om mijn tekst leesbaarder te maken. 



  1. Terugblik: uitleg programma spelling & hoofdletters
  2. Testje 
  3. uitleg (indien nodig)   
  4. Extra uitleg / aan de slag
  5. Afsluiter

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat kun je verwachten?
Monoles
- Ongeveer 7 lessen spelling
- Veel oefenen 

s.o. toegepaste spelling (x1)
  • Hoofdletters
  • Leestekens
  • Verwijswoorden
  • Samenstelling    
  • Werkwoordspelling
  • Bezitsvormen     

Slide 6 - Diapositive

Uitleg: hoofdletters
  • Aan het begin van een zin 
    Wij zijn de beste van ons team. 
    ‘s Middags regent het nooit. 
    25 jaar geleden zijn wij van start gegaan. 

Slide 7 - Diapositive

Uitleg: hoofdletters
  • Aardrijkskundige namen en woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
    Engels, Engelsman, Rotterdamse, Zuid-Hollandse, Noord-Holland, de Rijn, de Maas

Slide 8 - Diapositive

Uitleg: hoofdletters
  • Namen van personen, winkels, boeken, liedjes, straten, instellingen
    de Vossiuslaan, Wonder (boek), Het diner (boek)
    mevrouw Van den Berg, docent Van den Berg, Judith van den Berg
    het Roland Holst College 
    Kruidvat 
    het Openbaar Ministerie
    de Tweede Kamer
    Gouden Eeuw

Slide 9 - Diapositive

Uitleg: hoofdletters
  • Namen van officiële feestdagen
    Kerstmis, Pasen, Moederdag, Suikerfeest 

    Maar:
    kerst, paashaas, kerstdiner 

Slide 10 - Diapositive

Uitleg: hoofdletters
  • GEEN hoofdletters
    Dagen van de week (maandag, dinsdag...)
    Maanden (januari, februari...)
    Seizoenen (winter, lente...)
    Windrichtingen (noorden, zuiden...)
    Na een dubbele punt - zonder citaat - 
          Ik heb het volgende nodig: eieren, melk en stroop. 

Slide 11 - Diapositive

Het belang van leestekens...
hans zei grietje zal ik vandaag een rokje aandoen?

stop niet schieten

De meester zei jan is een slimmerik. 


Slide 12 - Diapositive


Er staan klanten bij de bakker Marie kent hen niet een vrouw zegt het is toch wel erg ja zegt een andere en dan nog wel hier bij ons wie had dat durven denken dat zoiets kan de vrouw schudt haar hoofd ze bestelt een wit brood de doodstraf zegt iemand dat zou helpen geef mij maar een bruin brood gesneden de man betaalt.

Slide 13 - Question ouverte

Uitleg of aan de slag?
Maximaal 2 fout? Of kun je goed zelfstandig leren door te lezen? 
Duik zelf in de wereld van leestekens.  
  • Open 'uitleg uitgebreid - gevorderden - en klik op de link over leestekens.  Noteer voor jezelf de regels die je nog niet goed kent. 
  • Maak de online oefeningen die over leestekens gaan
    Classroom --> Toegepaste spelling
Meer dan 2 fout?
Luister naar de uitleg

Slide 14 - Diapositive

De komma 
Voor of na dat je iemand aanspreekt:
Jessica, kun je even hier komen? 

Tussen de delen van een opsomming:
Ik eet graag kaas, worst en ham. 

Tussen twee persoonsvormen: 
Als het zulk lekker weer blijft, ga ik vanmiddag een stuk skeeleren. 

Voor een voegwoord (maar, want, omdat, dus, zodat, echter…)
Mijn opa krijgt een nieuwe fiets, omdat hij zich zo heeft ingezet voor de vereniging. 

Voor en achter extra informatie en als je een pauze hoort
Mees, het beste paard van stal, gaat vandaag met pensioen. 


MAKE NOTES
Let op: voor het woordje 'en' meestal geen komma. 

Slide 15 - Diapositive

Dubbele punt
Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen. 

Een citaat: 
Merel zei: “Iedereen moet nu komen.” 
“Iedereen moet nu komen”, zei Merel. 

Een gedachte: 
Ze dacht: wat een leuke docent. 

Een toelichting
Dat zijn leuke kinderen: ze praten de hele dag.

Een opsomming:
Hij heeft verschillende huisdieren: een kat, een hond en een cavia. 


MAKE NOTES
Wat valt je op aan de hoofdletters? 

Slide 16 - Diapositive

De punt
Met een punt sluit je een zin af.  Let er op dat je zinnen niet te lang maakt. Daarentegen: alleen maar korte zinnen leest ook vervelend...

Het is helemaal niet leuk om met jou te spelen zei Anita. Je doet altijd alleen wat jij zelf wil. Neem een voorbeeld aan gisteren. Je wilde perse gamen. Terwijl ik eigenlijk liever buiten wilde spelen. 

Het is helemaal niet leuk om met jou te spelen, zei Anita. Je doet altijd alleen wat jij zelf wil. Neem een voorbeeld aan gisteren, je wilde perse gamen terwijl ik eigenlijk liever buiten wilde spelen. 



MAKE NOTES
Vergelijk... 

Slide 17 - Diapositive

Aanhalingstekens
Met aanhalingstekens geef je aan dat er iets gezegd wordt (= een citaat)
De voorzitter zei: ‘Gelukkig nieuwjaar!’
'Jan', zei ze, 'ik vind dit niet zo leuk.' 




MAKE NOTES
Kijk goed naar de plaats van de aanhalingstekens

Slide 18 - Diapositive

Uitroepteken
Gebruik er niet te veel!

Dan lijkt het alsof je alles roept!





MAKE NOTES

Slide 19 - Diapositive

Hij zegt ik ben jarig.
Toen het regende zette hij een pet op.
Hoewel hij geen zin had ging hij toch mee winkelen.
Omdat ik jarig ben krijg ik een taart.
Jesper fluistert mag ik je gum lenen?
In het bos zagen we veel verschillende dieren vogels insecten herten en vossen.
De kinderen heten Marieke Lena Emma Claudia en Meike.

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag
Classroom:
1. Oefenen leestekens 
2. Oefenen leestekens + hoofdletters

Hoe: 
Eerste 5 minuten alleen en in stilte, daarna zachtjes fluisterend overleggen

Resultaat:
Direct zelf nakijken 

Slide 21 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd en vergeet je niet meer?

Slide 22 - Question ouverte