Woordsoorten even oefenen basis2

Woordsoorten
1 / 21
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten

Slide 1 - Carte mentale

Welke lidwoorden passen er op de open plaatsen?
......... buurjongens spelen met ......... voetbal.

Slide 2 - Question ouverte

Vul een zelfstandig naamwoord:
Op televisie is een spannende .............

Slide 3 - Question ouverte

Vul een zelfstandig naamwoord in:
Leg je ............. maar op tafel.

Slide 4 - Question ouverte

Vul een bijvoeglijk naamwoord in:
Er zit een kras op die .......... auto.

Slide 5 - Question ouverte

Vul een bijvoeglijk naamwoord in:
Wat is dat een ...... toren!

Slide 6 - Question ouverte

Vul een werkwoord in:
Onze hond ................. bijna de hele dag.

Slide 7 - Question ouverte

Vul een voorzetsel in:
.....het feest ging het regenen.

Slide 8 - Question ouverte

In de regenton zitten slijmerige slakken.
In = de = regenton=

Slide 9 - Question ouverte

In de regenton zitten slijmerige slakken.
zitten = slijmerige = slakken =

Slide 10 - Question ouverte

Welk woord hoort er niet bij?
de - en - een- het
A
de
B
een
C
en
D
het

Slide 11 - Quiz

welk woord hoort er niet bij?
A
schip
B
katoenen
C
schoon
D
groot

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
vergeten
B
zoentje
C
werken
D
bedoelt

Slide 13 - Quiz

Ik ga een voldoende halen voor de toets woordbenoemen
zeker!
ik moet nog oefenen met vz ww tw
oefenen met lw zn bn
mwah.....

Slide 14 - Sondage

Welke woordsoorten ken jij al goed?

Slide 15 - Question ouverte

Welke woordsoorten moet jij nog oefenen?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Vidéo

Telwoorden
Ik heb er...
drie, honderd, veel, meer, weinig

Ik ben de...
eerste, zesde, laatste, achtste

Slide 18 - Diapositive

zelfstandig naamwoord
lidwoord
voorzetsel
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
telwoord
de, het, een
puppy, school, klok
zijn, rennen, eten
op, achter, in
aardig, rood, leuk
drie, veel, meeste

Slide 19 - Question de remorquage

Met welke woordsoort wil jij nog oefenen?
lidwoorden (lw)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
werkwoord (ww)
voorzetsel (vz)
telwoord (tw)

Slide 20 - Sondage

Slide 21 - Diapositive