1.2 opdr. 22 t/m 30

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Engels Unit 1 Friends, lesson 2
1.	Lesopening
2.	Terugblik
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Engels op tafel op bladzijde 23. 

2. Terugblik

Wat betekent skating?

1. Skaten
2. Schaatsen
3. Vallen
4. Kletsen

Tell me something _____ your family.

1. over
2. both
3. about
4. tell

3. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- kun je tellen in het Engels

- kun je de grammar have got/has got toepassen

4. Instructie

Hebben =

Have got / Has got

• I have got
• You have got
• He has got
• She has got
• It has got
• We have got
• You have got
• They have got

Begin met persoonlijke voornaamwoorden op het linkerbord doornemen.

Wanneer gebruik je HAS GOT?

1. Bij I / you
2. Bij he / she / it
3. Bij meervoud

Vul de juiste vorm in:

My brothers ___ a brand new football.

1. have got
2. has got

Vul de juiste vorm in:

I ___ time for my homework today.

1. haven't got
2. hasn't got

Vul de juiste vorm in:

The cat ___ a toy to play with.

1. have got
2. has got

6. Zelfstandig werken

Maak zelfstandig opdracht 22 t/m 30 in je werkboek. 

Maak hierbij gebruik van de woordenlijst achterin je boek op blz. 132 + 134

Ben je klaar?

Kijk je werk zorgvuldig na en verbeter waar nodig.

Ga zelfstandig de woordjes leren van vocabulary 1.2 op blz. 134

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?