M2, spelling 2.8

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Doel van deze les:

In deze paragraaf leer je:

• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;

• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;

• tien dicteewoorden.

Zwak of sterk?
Lijden

1. zwak
2. sterk

Sterk of zwak?

DENKEN

1. sterk werkwoord
2. zwak werkwoord

Sterk of zwak?
scoren

1. zwak
2. sterk

Sterk of zwak?
verhuizen

1. sterk
2. zwak

De hond ... (snuffelen) aan het kleed.
(VT)

(slapen) ... je vader nog? (VT)

Waarom (lachen) jij niet om die mop? (VT)

Schrijf het meervoud op van: biografie

Schrijf het meervoud op van: bacterie

Schrijf het meervoud op van: zee

Oefenen HWW/ZWW

Sommige zaken hebben nu hun prijzen aangepast.

Ook fastfoodketens bieden nu gezonde opties aan. 

Sterk / zwakke werkwoorden

Lopen

Fietsen

Appen

Sliden

Dictee

Taak van deze week: