Camera Obscura H14 t/m H18

Tot welke stand behoort de familie Stastok?
A
De grote burgerij
B
De kleine burgerij
C
De arbeidersstand
D
De armen
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tot welke stand behoort de familie Stastok?
A
De grote burgerij
B
De kleine burgerij
C
De arbeidersstand
D
De armen

Slide 1 - Quiz

'Kleinburgerlijk'
Kleinburger is de benaming voor dat gedeelte van de bevolking van een stad die behoort tot de sociale laag tussen de arbeidersklasse en de "grote" burgerij. Vanuit het socialisme gezien behoort de kleinburger niet tot de revolutionaire arbeidersklasse (de revolutie is niet voor hen bedoeld, niet aan hen besteed).
Het bijvoeglijk naamwoord 'kleinburgerlijk' heeft daardoor de negatieve connotatie van 'bekrompen, niet in staat te willen of te kunnen veranderen' gekregen. (wikipedia.org)

Slide 2 - Diapositive

over W.F Hermans:
Wim was het jongste kind van twee al wat oudere onderwijzers. Hij groeide op in een krappe arbeiderswoning in Amsterdam-West. Zijn jeugd was een kleinburgerlijk tranendal, zijn ouders beschouwde hij als halve vreemden. Ze hielden het slimme, gevoelige jongetje eronder. Zijn vader gaf hem een klap voor zijn kop als hij eigenwijs was en stelde zijn oudere zuster Corry, die op school torenhoge cijfers haalde, ten voorbeeld.

Slide 3 - Diapositive

uit een column van Sander Schimmelpenninck:
Het verschil in denkbeelden tussen de Klassiek Liberalen en JA21 of de onlangs opgerichte taxicentrale Van Haga is nihil; het is allemaal van hetzelfde laken een kleinburgerlijk pak. Het klimaat is voor drammers, links is een scheldwoord en andersdenkenden zijn ‘communist’. Het enige waarin deze Klassiek Liberalen zich onderscheiden van de partijen op extreem-rechts is hun doodsangst voor corona; niet onlogisch als je dieet uit bier en bitterballen bestaat.

Slide 4 - Diapositive

Welk feest is de aanleiding voor het 'koek vergulden'?

Slide 5 - Question ouverte

koek vergulden
 Tot in de 19e eeuw gaven vrijgezelle jongens en meisjes elkaar lekkernijen op 5 december.   Nicolaas Beets beschrijft in Camera obscura een ‘gezellig’ verguldavondje. Ze maakten de koek nat met het in water gedoopte penseel, deden er wat goud op en ‘drukten’ dat met de pluim van de staart van een haas of konijn aan.
Het was een van de weinige gelegenheden dat jongeren elkaar konden ontmoeten. Omdat het later op de avond meestal uit de hand liep, zat er een volwassene bij die toezicht hield. 

Slide 6 - Diapositive

Wie blijkt 'E.M.' te zijn?
A
Een oude vlam van William
B
De lievelingstante van William
C
Het zusje van William
D
De oma van William

Slide 7 - Quiz

E. Marrison
'Bill had niet moeten weggaan. Hij had moeten blijven, moeten oud worden, in plaats van de vrouw  - En als hij dan volstrekt had moeten sterven, dan had ten minste zijn grootmoeder hem de ogen moeten toedrukken.'
De grootmoeder van William (pag. 68)

Slide 8 - Diapositive

Grootmoeder zegt over Kegge: 'Hij wil nooit met een traan gezien worden, hij verdrijft zijn beter gevoel door luidruchtigheid.' Welke term koppelt zij hier aan Kegge? (2 woorden)

Slide 9 - Question ouverte

Valse schaamte
Je schamen voor iets dat niet jouw schuld is

óf net doen of je je schaamt, terwijl dit niet het geval is.

Slide 10 - Diapositive

Net als bij Sara Burgerhart bevat ook het verhaal van de familie Kegge een #metoo-achtig tafereel. Wie is hier het slachtoffer?
A
freule Constance
B
Henriette Kegge
C
Saartje de Groot
D
Suzette Noiret

Slide 11 - Quiz

'Laat me los, mijnheer! of ik schreeuw.' Het leek mij toe, dat de mijnheer, tot wie deze bedreiging gericht was, en die een lange mantel droeg, van nature een vijand van schreeuwen was. Althans hij liet de persoons die gesproken had ogenblikkelijk los en verdween in een zijstraat.'

Slide 12 - Diapositive

De gezinsleden van de familie Kegge zijn buitenstaanders in de 19e-eeuwse samenleving.
Hoe wordt dit nog meer benadrukt?
A
Ze gaan niet naar de kerk.
B
Ze doen niet mee met koek vergulden.
C
Ze laten hun kinderen veel te vrij.
D
Ze rouwen niet om hun zoon William.

Slide 13 - Quiz

De tekst op pagina 71 bevat een zin die ironisch bedoeld is. Geef (achter elkaar met spaties gescheiden) de eerste twee en laatste twee woorden van deze zin.

Slide 14 - Question ouverte