4 havo par 6.5 quiz evenwichten

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

6.5 Evenwichten

Omkeerbare reacties

Evenwichtstoestand

Evenwicht aflopend maken

 + Evenwichtsvoorwaarde

Chemisch evenwicht

• Ze leiden allebei tot dezelfde evenwichtstoestand, ondanks een andere beginsituatie
• Ligging van het evenwicht is gelijk

B5: Chemisch evenwicht

Evenwicht reactie:

Evenwichtsvoorwaarde - Combinatie van evenwichtsconstante en concentratiebeuk; als de concentratiebreuk gelijk is aan de evenwichtsconstante is er sprake van evenwicht.

Evenwichtsconstante - Waarde (K) van de evenwichtsvoorwaarde.

Rekenen aan chemische evenwichten met K

• Evenwichtsvoorwaarde voor de reactievergelijking.
• Je kan nu de waarden bij t_ev invullen in de breuk

	[H 2 O]	[CO]	[H 2 ]	[CO 2 ]
t 0	0,50	0,50	0	0
omg.	-x	-x	+x	+x
t ev	0,50-x	0,50-x	x	x

Als een chemisch evenwicht is bereikt, stopt de reactie.

1. Waar
2. Niet waar

"Concentraties van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."

1. Waar
2. Niet waar

"Als een reactie het evenwicht heeft bereikt, veranderen de concentraties van de stoffen niet meer."

1. Waar
2. Niet waar

Hoe maak je de volgende evenwichtsreactie aflopend?

CuSO​4​​⋅ 5 H​2​​O(s)⇆CuSO​4​​(s)+ 5 H​2​​O(l)

1. Kopersulfaat toevoegen
2. Water toevoegen
3. Water wegnemen

Gegeven het evenwicht:
2 NO2 N2O4
Bij evenwicht geldt altijd:

⇆

1. de snelheid vd reactie naar links = de snelheid vd reactie naar rechts
2. er treden geen reacties meer op
3. concentraties zijn gelijk
4. % effectieve botsingen = 0

Als je de concentratie van een van de stoffen in een evenwicht verandert, verandert op dat moment de waarde van K

1. waar
2. niet waar

De gassen ammoniak en waterstofchloride zijn bij een temperatuur van 250 °C in evenwicht met ammoniumchloride NH3(g) + HCI(g) ⇆ NH4Cl(g).
Wat is hier de evenwichtsvoorwaarde K ?

1. K= 1 / [NH3] [HCl]
2. K= 1/[NH3] + [HCl]
3. K= [NH4Cl]/[NH3] [HCl]
4. K= [NH3] [HCl]

Van het bovenstaande evenwicht is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante van dit evenwicht.

2 H​2​​ (g)+O​2​​ (g)⇆2 H​2​​O (g)

1. 0,16
2. 0,32
3. 3,1
4. 6,2

Van het bovenstaande evenwicht  is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Dus [H2] = 2,8   [O2]= 1,9    [H2O] = 2,2

2 H​2​​ (g)+O​2​​ (g)⇆2 H​2​​O (g)

K=​(H2)​2​​⋅(O2)​​(H2O)​2​​​​=​2,8​2​​⋅1,9​​2,2​2​​​​=0,16

Wat verandert er aan het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?

1. Niets.
2. De concentratie van reactieproducten worden groter.
3. De concentratie van de beginstoffen worden groter.
4. Het evenwicht wordt eerder gevormd.

In een vat brengt men 45 mol H2 en 15 mol N2. Er stelt zich het volgende evenwicht in: 3 H2 + N2 ⇆ 2 NH3
Bij evenwicht is er 5 mol NH3. Hoeveel mol H2 en N2 zijn er nog over bij evenwicht?

H2 = 37,5 mol

N2 = 12,5 mol