naamval 4 : lijdend voorwerp
2 manieren om het lijdend voorwerp te vinden.
Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp
De man heeft een auto gekocht.
Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp
Manier 2: hem-regel
Hem heeft een auto gekocht/ De man heeft hem gekocht