19/02/24 T3D H5 begrippen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

H5 begrippen

begrippen H 5

Wat gaan we doen?

Wat weten jullie nog?

5.1 Wat levert werken op?

1. Arbeidsmotieven. 

2. Bruto/nettoloon. 

3. Geschoold en ongeschoold werk. 

4. Arbeidsovereenkomst en CAO. 

5. Wit, grijs en zwart werk. 

6. Minimum loon. 

Wat verstaan we onder een arbeidsmotief?

1. Reden om te willen werken.
2. Wat je baas van je verwacht.

Redenen om te werken noem je arbeidsmotieven. Welke motieven kennen we nog?

Wat betekend brutoloon?

1. Het loon zoals het in de cao staat.
2. Het loon waarop al wel iets is ingehouden.
3. Het loon waarop nog niets is ingehouden.

Wat is het Nettoloon dan?

Werk waarvoor je een beroepsopleiding nodig hebt noemen we?

1. Ongeschoold werk.
2. Geschoold werk.
3. Bijbaan.

Wat staat er in een arbeidsovereenkomst?

Wat verstaan we onder een CAO?

Wit werk.

Grijs werk.

Zwart werk.

Minumum loon.

Het loon dat je vanaf 21 jaar minstens moet verdienen in een voltijdbaan. 

5.2 Wat voor ondernemingen?

1. Productie sectoren.

2. Hoe in bedrijven het werk verdeelt wordt. 

3. Wat is een zelfstandige, een eenmanszaak en een zzp'er is. 

4. Wat is een V.O.F.?

5. Wat is een NV en wat is een BV?

Productie sectoren. 

1. Primaire sector: Landbouw, visserij, winning van grondstoffen

2. Secundaire sector: Industrie, bouw, ambachten (bakker).

3. Tertiaire sector. Commerciële dienstverlening (horeca, schoonmaakbedrijven). 

4. quartaire sector. Niet-commerciële dienstverlening (zorg).

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartiaire sector

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartiaire sector

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Arbeidsverdeling. 

Het verdelen van werk bij bedrijven in verschillende banen. 

1. Leidinggevend werk. 

2. Uitvoerend werk.

Werken voor jezelf. 

Je kunt werknemer zijn, je bent dan in loondienst bij een werkgever. Je kunt ook als zelfstandig ondernemer werken.

1. Een zelfstandige verdient zijn inkomen met zijn eigen bedrijf.

2. Veel zelfstandigen hebben een eenmanszaak.

3. Een zelfstandige zonder personeel is een zzp’er.

Ondernemingsvormen

1. Eenmanszaak: Onderneming met een eigenaar. 

2. Vof (vennootschap onder firma): een onderneming met meerdere eigenaren die samen de leiding hebben. 

Ondernemingsvormen.

3. BV (besloten vennootschap): Onderneming met een of meerdere eigenaren als aandeelhouder. De aandelen zijn niet voor iedereen te koop. 

4. NV (naamloos vennootschap): Onderneming met meerdere eigenaren die aandeelhouder zijn en waarvan iedereen aandelen kan kopen. 

5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

1. Wat is arbeidsmarkt en werkgelegenheid?

2. Wanneer hoor je bij de beroepsbevolking?
3. Hoe regelt de wet dat iedereen kans heeft om te werken?

4. Welk deel van de mensen is actief op de arbeidsmarkt?

5.3 Wat is de arbeidsmarkt en werkgelegenheid?

1. Arbeidsmarkt: geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid. 

2. Werkgelegenheid: Alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid. 

5.3 Wat is de arbeidsmarkt en werkgelegenheid?

Beroepsbevolking: iedereen van vijftien tot de pensioenleeftijd die werkt of werkeloos is. 

5.3 Wat is de arbeidsmarkt en werkgelegenheid?

Algemene wet gelijke behandeling:

Wet die het maken van onderscheid op basis van geslacht, religie, leeftijd of afkomst verbiedt. 

Arbeidsmarkt. Wat verstaan we hieronder?

1. Iedereen die wil werken.
2. Vraag naar arbeid.
3. Aanbod van arbeid.
4. Geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.

5.4 Als je zonder werk zit?