Thema 5 Werk Startopdracht + les 1

Thema 5 Werk
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 Werk

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht
Dit thema gaat over werk. Er komt van alles kijken bij het vinden van werk en bij het hebben van een baan.

  • Bekijk de afbeelding
  • Bespreek de afbeelding met elkaar
  • Welke dingen op de afbeelding hebben met werk te maken?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen voor deze les:

In deze les leer je:
  • Dat je verschillende dingen belangrijk kunt vinden aan werk
  • Wat een werknemer is en wat een werkgever is
  • Wat met stage lopen wordt bedoeld. 

Slide 3 - Diapositive

Les 1 Werken
Als je klaar bent met school, ga je waarschijnlijk werken. Wat voor werk je wilt doen, hangt af van wat je leuk vindt en waar je goed in bent. Als je het bijvoorbeeld leuk vindt om met je handen te werken en goed bent met hout, wil je misschien als timmerman werken.

Voor veel banen moet je een opleiding hebben gedaan. Als je bijvoorbeeld in de keuken van een restaurant wilt werken, moet je een horeca-opleiding hebben gevolgd.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 1
Je gaat een opdracht maken over wat je belangrijk vindt aan werk.
Maak opdracht 1 op blz. 135 +136

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 2
Je gaat een klassengesprek voeren over werken. Een klassengesprek verloopt beter als iedereen zich prettig voelt. 
We houden ons daarom aan de volgende regels:
  • Steek je vinger op als je iets wilt zeggen
  • Laat elkaar uitpraten
  • Luister naar elkaar
  • Blijf vriendelijk

Slide 6 - Diapositive

Stellingen
  • Stelling 1: Als ik geen geld nodig zou hebben, zou ik niet gaan werken.

Slide 7 - Diapositive

Stelling 2: 

Ik vind vrije tijd belangrijker dan werken.

Slide 8 - Diapositive

Stelling 3: 
Ik zou me heel nutteloos voelen als ik geen werk had.

Slide 9 - Diapositive

Werknemer en Werkgever
  • Als je bij een bedrijf of organisatie werkt, ben je een werknemer. Je werkt dan voor een baas.
  • Het bedrijf waarvoor je werkt, is jouw werkgever. Als je bijvoorbeeld bij een supermarkt werkt, is die supermarkt jouw werkgever.
  • Tijdens je opleiding kun je stage lopen. Stage lopen betekent dat je bij een bedrijf leert wat het werk inhoudt en hoe het is om bij een bedrijf te werken. Als je bijvoorbeeld een opleiding tot bloemist volgt, kun je bij een bloemenwinkel stage lopen.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 3
Je gaat een klasgenoot interviewen over stage lopen.
Lees de opdracht eerst goed door en voer deze dan uit.
Vul blz. 138 in

Slide 11 - Diapositive