Engelse grammatica: Present Simple en Bijwoorden

Engelse grammatica: Present Simple en Bijwoorden

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels correct gebruiken. Aan het einde van de les begrijp je hoe en wanneer je 'can' met het hele werkwoord gebruikt. Aan het einde van de les kun je de Present Simple vorm correct toepassen in zinnen. Aan het einde van de les kun je bijwoorden van tijd juist plaatsen in een zin. Aan het einde van de les ken je het verschil tussen enkelvoudige en meervoudige vormen van 'to be' in het Engels. Aan het einde van de les kun je de contracted forms (korte vormen) van 'to be' gebruiken. Aan het einde van de les kun je het gebruik van 'some' en 'any' in verschillende soorten zinnen herkennen en toepassen.

Wat weet je al over de basis van de Engelse grammatica?

Persoonlijke voornaamwoorden in het Engels

('I, you, he/she/it, we, they')

Het gebruik van 'can' met het hele werkwoord

Modaliteit 'can' + hele werkwoord om mogelijkheid of capaciteit uit te drukken

De vorm en het gebruik van de Present Simple

Tijdsvorm voor gewoontes, feiten of frequent voorkomende acties

De positie van bijwoorden van tijd in een zin

Aanduiden van hoe vaak iets gebeurt ('never', 'sometimes', 'always', 'often', 'usually')

Het verschil tussen enkelvoud en meervoud bij het werkwoord 'to be'

Verschillen in vormen afhankelijk van het aantal personen of dingen

Contracted forms van 'to be'

Verkorte vormen van de werkwoorden ('I'm', 'you're', 'he's/she's/it's', 'we're', 'you're', 'they're')

Het gebruik van 'some' en 'any' in bevestigende en ontkennende zinnen

Niet-specifieke hoeveelheden in zinnen

Definitielijst

Persoonlijke voornaamwoorden, Can + hele werkwoord, Present Simple, Bijwoorden van tijd, Enkelvoud/meervoud 'to be', Contracted forms, Some/any

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.