Kleding

Kleding
Ik kan de woorden van de week toepassen en herkennen.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kleding
Ik kan de woorden van de week toepassen en herkennen.

Slide 1 - Diapositive

Welk woord hoort er niet bij?
A
versleten
B
mode
C
oud
D
kapot

Slide 2 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?

Slide 3 - Question ouverte

Wat zie je op het plaatje?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het tegengestelde van onzeker?
A
aardig
B
ijdel
C
bang
D
zelfverzekerd

Slide 5 - Quiz

Welk rijtje staat in de goede alfabetische volgorde?
A
Isa-Lena-Sem-Tessa
B
Tessa-Lena-Sem-Isa
C
Isa-Tessa-Sem-Lena
D
Lena-Isa-Sem-Tessa

Slide 6 - Quiz

Welke hoort erbij?
Ik ben pas gestopt met mijn werk bij de politie.
A
het kostuum
B
de onderjurk
C
het uniform

Slide 7 - Quiz

Mijn vader ziet er belangrijk uit in zijn nieuwe pak.
Welke uitdrukking past hierbij?
A
Zelfverzekerd.
B
Kleren maken de man.
C
De outfit.
D
De button.

Slide 8 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is geen tweedehands kleding?
A
Kleding die is gebruikt door een ander.
B
Kleding die uit een tweedehands winkel komt.
C
Kleding die je broer voor jou heeft gedragen.
D
Kleding die net uit de fabriek komt.

Slide 10 - Quiz

Welk plaatje verwacht je bij het woord de krullenkop?
A
B

Slide 11 - Quiz

Past de zin: "Lekker uitgerust." bij het plaatje?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

elegant

Slide 13 - Carte mentale