SPQR les 10: de tijden van het werkwoord




woordjes geleerd?
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon




woordjes geleerd?

Slide 1 - Diapositive

frustra
A
frustratie
B
frummel
C
tevergeefs
D
gefrustreerde oude zak

Slide 2 - Quiz

agmen
A
rij
B
stoet
C
aggressie
D
ach man

Slide 3 - Quiz

pendere

Slide 4 - Question ouverte

corpus

Slide 5 - Question ouverte

Welke optie is GEEN vertaling van
per + acc?
A
door(heen)
B
gedurende
C
vanaf
D
over(heen)

Slide 6 - Quiz

Geef het meervoud van caput

Slide 7 - Question ouverte

Even herhalen!
In de volgende quizvragen test je je kennis van het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

Slide 8 - Diapositive

Terremus behoort tot de e-stammen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

venimus bevat een bindvocaal
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Vertaal de volgende vorm: potest

Slide 11 - Question ouverte

a-stam
e-stam
medeklinkerstam
i-stam
korte i-stam
favet
dormio
sto
tradimus
incipiunt
geris
fuge
vocate
debes
venitis

Slide 12 - Question de remorquage

Hoe herken je een
korte i-stam?

Slide 13 - Carte mentale

De tijden van een werkwoord
  1. Tegenwoordige tijd = praesens: de handeling gebeurt in het heden (in het nu): ik doe een dutje.
  2. Verleden tijd: de handeling gebeurt in het verleden: ik deed een dutje - ik heb een dutje gedaan

Ook in het Nederlands twee verschillen: ik deed - ik heb gedaan 

Slide 14 - Diapositive

imperfectum
Het imperfectum:
  • achtergrondinformatie bij een verhaal
  • iets wat een langere tijd duurde
  • iets wat herhaaldelijk gebeurde

Het regende buiten, de kachel was aan, we keken tv en aten koekjes.

Slide 15 - Diapositive

perfectum
Het perfectum:
  • actie in het verhaal
  • een gebeurtenis of wending in een verhaal
  • opeenvolgende acties of gebeurtenissen

Opeens vloog de deur open en stoof de rector binnen!
(door mij ook wel eens de 'tjakkaaaa-tijd' genoemd)

Slide 16 - Diapositive

Welke tijd zou jij kiezen voor de pv in deze zin?
Plotseling schreeuwde de docent mij wakker!
A
imperfectum
B
perfectum

Slide 17 - Quiz

Welke tijd zou jij kiezen voor de pv in deze zin?
Ik zat heerlijk een boekje te lezen.
A
imperfectum
B
perfectum

Slide 18 - Quiz

Welke tijd zou jij kiezen voor de ww in deze zin?
Ik dommelde in op de bank, toen TikTok me plots weer met een idiote melding stoorde.
A
dommelde in: imperfectum, stoorde: perfectum
B
dommelde in: perfectum, stoorde: imperfectum
C
beide ww imperfectum
D
beide werkwoorden perfectum

Slide 19 - Quiz

Naar het Latijn!
  1. Het imperfectum herken je aan de kenletters -BA
    Voorbeeld: voca-ba-t: hij riep
  2. Het perfectum herken je aan een verandering in de stam: toevoeging van een -v- (later nog andere regeltjes hiervoor)
    Voorbeeld: audiv-it: hij heeft gehoord


Slide 20 - Diapositive

Naar het Latijn!
We starten met 4 vormen: 
3de persoon enk. en mv. van beide tijden.
Voorbeeld:
       imperfectum                    /                        perfectum
ora-ba-t     hij smeekte       /   orav-it              hij heeft gesmeekt
ora-ba-nt  ze smeekten    /    orav-erunt     ze hebben gesmeekt

Slide 21 - Diapositive

imperfectum
perfectum
addebat
dormiverunt
vetabant
addebat
complevit
pugnavit
erat

Slide 22 - Question de remorquage

Zet de volgende vorm om naar het imperfectum
vb. MONET --- MONEBAT (mone-ba-t)
Maak van IUBES een imperfectum:

Slide 23 - Question ouverte

Zet de volgende vorm om naar het imperfectum
(vb. monet --- mone-ba-t)
CUSTODIT

Slide 24 - Question ouverte

Zet de volgende vorm om naar het imperfectum
(vb. monet --- mone-ba-t)
tradunt

Slide 25 - Question ouverte

Zet de volgende vorm om naar het imperfectum
(vb. monet --- mone-ba-t)
servamus

Slide 26 - Question ouverte

Zet de volgende vorm om naar het imperfectum
(vb. monet --- mone-ba-t)
venio

Slide 27 - Question ouverte

Aan de slag!
  1. Maak op p. 93 Mandatum XVII: welke tijd is het ww? Vertaal ook de vorm.
  2. Maak op p. 93 Mandatum XVIII, zin 1  en zin 4 t/m 8:  Welke tijd heeft de zin? Waarom koos men voor pf of impf? Vertaal de zin!

Slide 28 - Diapositive

Mandatum 17, p. 93

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Heb je de inhoud van deze les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Nog een vraag?

Slide 32 - Question ouverte