Les 9 - Hoe herken je oorzaak-gevolg verbanden?

Oorzak-gevolg
Leesvaardigheid
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oorzak-gevolg
Leesvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Planning
Terugblik
Lesdoelen
Wat weet je nog?
Uitleg
Opdrachten
Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
In de vorige les hebben we de drempeltoets gemaakt.

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je weet wat een oorzaak-gevolg verband is en welke signaalwoorden erbij horen.
  • Je kunt oorzaak-gevolg verbanden herkennen in een tekst.

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je nog/al over oorzaak-gevolg verbanden?

Slide 5 - Diapositive

We maken samen opdracht 1, 2 en 3.

Slide 6 - Diapositive

Oorzaak-gevolg verbanden
Een oorzaak-gevolg verband geeft aan dat er iets gebeurt omdat er iets anders is gebeurd. 

Bijvoorbeeld:
Er viel een dakpan van het dak, daardoor is hij nu kapot.

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden helpen je om een tekstverband te herkennen. 

De signaalwoorden die bij een oorzaak-gevolg verband horen,  zijn bijvoorbeeld:
Zodat, hierdoor, daardoor, waardoor, met als gevolg, de oorzaak hiervan is

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Dit is nu de tweede keer binnen twee weken dat Arjen Robben zijn enkel verzwikt. Robben kan hierdoor niet meedoen met de volgende wedstrijd van Oranje.

Oorzaak: Robben heeft twee keer binnen twee weken zijn enkel verzwikt.
Gevolg: Hij kan de volgende wedstrijd niet meespelen.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
De dijken zijn doorgebroken. Het stormde gisteren heel hard, waardoor het water steeg.

De oorzaak is: de storm
Het gevolg is: het stijgende water
En er is nog een gevolg: de dijken braken door.

Zijn goede prestaties van vandaag heeft Milan te danken aan de gunstige weersomstandigheden.

Oorzaak: de gunstige weersomstandigheden
Gevolg: de goede prestaties van Milan

Slide 10 - Diapositive

Oorzaak-gevolg
Geeft aan wat het gevolg is van iets.
Omdat, want, zodat, daardoor, daarom, aangezien, hierdoor, waardoor, met als gevolg, de oorzaak hiervan is

Slide 11 - Diapositive

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 9. Maak opdracht 5, 6 en 8.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.

Tijd: Je hebt tot het einde van de les.

Klaar: - Nakijken
            - NUMO
            - Extra opdrachten
            - Lezen

Slide 12 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Diapositive