Adelbertles 31/05

Adelbertles 31/05
Formuleren en spelling

Vandaag:
persoonsvormen & uitzonderingen
Waarom spelling zo belangrijk is
Samengestelde zinnen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Adelbertles 31/05
Formuleren en spelling

Vandaag:
persoonsvormen & uitzonderingen
Waarom spelling zo belangrijk is
Samengestelde zinnen

Slide 1 - Diapositive

Wat is juist?
A
Zij wil niet naar school.
B
Zij wilt niet naar school.

Slide 2 - Quiz

'Willen' vervoegen
ik wil
jij wilt
hij wil
wij willen
jullie willen
zij willen
Wow wat is hier aan de hand?

Slide 3 - Diapositive

Willen is een uitzondering!

ik loop
jij loopt
hij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen


ik wil
jij wilt
hij wil
wij willen
jullie willen
zij willen

Slide 4 - Diapositive

Toetsweek 4
Brugklas en tweede klas krijgt (als het goed is) in toetsweek 4 een leestoets.

Waarom is het dan belangrijk om spelling en formuleren te herhalen?
  • Er worden punten aftrek gegeven voor spel- en interpunctiefouten.
  • Bij open vragen moet je antwoord geven in hele zinnen. 

Slide 5 - Diapositive

Waarom is, volgens jullie, spelling op en buiten school belangrijk?
timer
1:00

Slide 6 - Question ouverte

Waarom is spelling belangrijk?
 De voornaamste reden is om een tekst foutloos te kunnen schrijven. Het schrijven van een foutloze tekst straalt verzorgdheid uit. Je hebt aandacht besteed aan je werk, je neemt het serieus en daarmee neem je de lezer ervan ook serieus. Dat zie je terug aan het aantal gemaakte spelfouten.


Dat is een van de redenen waarom een werkstuk bijvoorbeeld kan worden afgewezen op basis van het aantal gemaakte spelfouten. Denk ook aan sollicitatiebrieven, formele brieven en e-mails. Maak je veel fouten? Dan word je minder serieus genomen met alle gevolgen van dien.  

In heel veel bedrijfstakken is een goede beheersing van de Nederlandse taal eveneens onontbeerlijk. Bijvoorbeeld wanneer je veel klantcontact hebt, of veel presentaties geeft. Straal zorgvuldigheid en deskundigheid uit door het aantal spelfouten tot een minimum te beperken. Spelfouten leiden af van de inhoud en dat wil je niet.

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd


één regel: soms -t toevoegen achter de ik-vorm

Slide 8 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van een werkwoord?
A
hele werkwoord -en
B
hele werkwoord -en + een paar stappen

Slide 9 - Quiz

Stam vs. ik-vorm
stam = hele werkwoord - en
Lopen - lop

ik-vorm = hele werkwoord - en + een paar stappen
lopen - lop - loop
klimmen - klimm - klim
verbazen - verbaaz - verbaas

Slide 10 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
één regel: soms -t toevoegen achter de ik-vorm 

We voegen de -t toe bij:
jij voor de pv
hij, zij, het

Slide 11 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

ik loop (ik-vorm)
loop jij (ik-vorm)
jij loopt (ik-vorm + t)
Hij, zij het loopt (ik-vorm + t)
wij, jullie, zij (hele werkwoord)
één regel: soms -t toevoegen achter de ik-vorm 

We voegen de -t toe bij:
jij voor de pv
hij, zij, het

Slide 12 - Diapositive

Welke spelling is juist?

Ik ... moe van spelling.
A
wordt
B
wort
C
word

Slide 13 - Quiz

Welke spelling is juist?

... jij ook zo moe van spelling?
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 14 - Quiz

Welke spelling is juist?

Volgens mij ... je broer moe van spelling.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 15 - Quiz

Uitzonderingen?
Willen, zullen en zijn

  • UGH VERVELEND AL DIE UITZONDERINGEN ZEG

Slide 16 - Diapositive

zijn
ik ...
... jij
jij ...
hij, zij, het,
wij, zij, jullie

zijn
  • ben
  • ben
  • bent
  • is
  • zijn

Slide 17 - Diapositive

willen
ik ...
... jij
jij ...
hij, zij, het,
wij, zij, jullie

willen
  • wil
  • wil
  • wilt
  • wil
  • willen

Slide 18 - Diapositive

zullen
ik ...
... jij
jij ...
hij, zij, het,
wij, zij, jullie

zullen
  • zal
  • zal/zul
  • zal/zult
  • zal
  • zullen

Slide 19 - Diapositive

FORMULEREN
Samengestelde zinnen

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

Slide 20 - Diapositive

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al

Slide 21 - Quiz

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen. 
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord. 

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

Slide 22 - Diapositive

Maak een samengestelde zin met het voegwoord 'omdat'
timer
1:30

Slide 23 - Question ouverte

Ik zit bij deze Adelbertles, omdat ik me elk week verplicht in moet schrijven. 

  • Onderwerpen en persoonsvormen?
  • Wat is het verschil tussen de constructie van de twee zinnen?
  • notatie: {hz+(bz)}

Slide 24 - Diapositive

Maak een samengestelde zin met een vorm van 'worden' als persoonsvorm en met het voegwoord 'of'
timer
2:30

Slide 25 - Question ouverte

Ik word helemaal gek of hij is gewoon heel vreemd. 

  • Onderwerpen en persoonsvormen?
  • Wat is het verschil tussen de constructie van de twee zinnen?
  • notatie: {hz}+{hz}

Slide 26 - Diapositive

Maak een samengestelde zin. Begin je zin met het voegwoord 'tenzij'.
timer
2:30

Slide 27 - Question ouverte

Tenzij de docent zich volgende week gaat gedragen, ga ik nooit meer naar deze Adelbertles. 

  • Onderwerpen en persoonsvormen?
  • Wat is de bijzin en wat is de hoofdzin?
  • notatie: {(bz)+hz}

Slide 28 - Diapositive

Nevenschikking en onderschikking
Samengevoegde hoofdzinnen zijn verbonden door middel van nevenschikking (nevenschikkende voegwoorden)
dus, en, maar, of, want
onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar. 

Ik moet me elke week inschrijven voor een Adelbertles, dus ga ik maar naar Nederlands op maandag het eerste uur. 

Slide 29 - Diapositive

Nevenschikking en onderschikking
Een hoofdzin en een bijzin zijn verbonden met onderschikkende voegwoorden (alle andere voegwoorden, zoals tenzij en omdat).

In een bijzin hoeven persoonsvorm en onderwerp niet naast elkaar te staan. Staan ze wel naast elkaar, dan kun je er het woordje niet tussen plaatsen. 

Ik moet me elke week inschrijven voor een Adelbertles, terwijl dat voor de meivakantie niet verplicht was

Slide 30 - Diapositive

samengestelde zinnen
natuurlijk kun je ook een samengestelde zin maken die bestaat uit meer dan twee zinnen. 

Natuurlijk kan dat!

Slide 31 - Diapositive

Maak een samengestelde zin die bestaat uit minimaal drie zinnen.
timer
3:00

Slide 32 - Question ouverte

Mandy ging naar de stad, omdat ze nieuwe sokken nodig had, maar uiteindelijk kwam ze thuis met een nieuwe legging en een blok kaas. 

notatie: {hz+(bz)}+{hz}

Slide 33 - Diapositive

wat heb ik geleerd over spelling en formuleren?

Slide 34 - Carte mentale

Laatste quizvraag

Slide 35 - Diapositive

Uit hoeveel zinnen bestaat deze samengestelde zin?

Omdat Fred zich erg eenzaam voelde, kocht hij een kat bij de dierenwinkel en die noemde hij Pedro, terwijl zijn buurman ook al Pedro heette.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 36 - Quiz

EINDE VAN DEZE LES

Slide 37 - Diapositive