Herhaling voor toets

Herhaling voor de toets
PW - leerjaar 1 - periode 1
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling voor de toets
PW - leerjaar 1 - periode 1

Slide 1 - Diapositive

maak meervoud:
watch

Slide 2 - Question ouverte

maak meervoud:
hero

Slide 3 - Question ouverte

Meervoud van:
key

Slide 4 - Question ouverte

Meervoud van:
tooth

Slide 5 - Question ouverte

Meervoud van:
dish

Slide 6 - Question ouverte

Meervoud van:
puppy

Slide 7 - Question ouverte

Meervoud van:
sheep

Slide 8 - Question ouverte

Meervoud van:
half

Slide 9 - Question ouverte

Meervoud van:
woman

Slide 10 - Question ouverte

maak meervoud:
horse

Slide 11 - Question ouverte

maak meervoud:
knife

Slide 12 - Question ouverte

Meervoud van:
story

Slide 13 - Question ouverte

Persoonlijk voornaamwoord:
our dog
A
he
B
it
C
she
D
we

Slide 14 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 15 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 16 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 17 - Quiz

Verander het zelfstandig naamwoord in een persoonlijk voornaamwoord.
My dog is brown.

Slide 18 - Question ouverte

Verander het zelfstandig naamwoord in een persoonlijk voornaamwoord.
My sister is not nice!

Slide 19 - Question ouverte

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

The cat often licks it / its fur.
A
it
B
its

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

My grandma still lives in its / her hometown.
A
its
B
her

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Are Lillian and Rick your / you cousins?
A
your
B
you

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Most houses in their / they street have a garden.
A
their
B
they

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Kevin is in we / our team now.
A
we
B
our

Slide 24 - Quiz

Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
you
B
my
C
his
D
our

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Do you know Jenny? She / It is so pretty!
A
she
B
it

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:

Ron and Ed are brothers, but it / they are different.
A
it
B
they

Slide 27 - Quiz

My mother bought ____ orange saree from ____ market.
timer
0:30
timer
0:30
timer
0:30
timer
1:00
A
the, an
B
an, a
C
an, the
D
the, the

Slide 28 - Quiz

I gave Sam ... apple and .... remote (afstandsbediening) for the TV
A
an, an
B
an, the
C
a, an
D
the, the

Slide 29 - Quiz

Choose between "a", "an", or "the".
There is _____ mouse under the house.
A
a
B
an
C
the

Slide 30 - Quiz

Is it a/an/the ?

- Vanessa always wears ..... uniform. -
A
a
B
the
C
an

Slide 31 - Quiz

Nigeria is a country in ..... Africa
A
the
B
-
C
a
D
an

Slide 32 - Quiz

Is it a/an/the ?

- This is ..... first time I meet her. -
A
a
B
the
C
an

Slide 33 - Quiz

The story took [BLANK] unexpected turn.
A
An
B
A
C
The
D
-

Slide 34 - Quiz

Complete the sentence:
My sister would like ... iPod, I would like ... Xbox console.
A
a, a
B
a, an
C
an, a
D
an, an

Slide 35 - Quiz

A/an?
We go to .... university in the South of England.
A
a
B
an

Slide 36 - Quiz

3. ____ most people don't like rain.
A
the
B
a
C
an
D
-

Slide 37 - Quiz

a
an
the
a
a
the
a
an
the
the

Slide 38 - Question de remorquage

Hoe heet dit in het Engels?

Slide 39 - Diapositive

Hoe heet dit in het Engels?

NAPPY
DIAPER

Slide 40 - Diapositive

Hoe heet deze speen (op de fles) in het Engels?

Slide 41 - Diapositive

Hoe heet deze speen (op de fles) in het Engels?



NIPPLE

Slide 42 - Diapositive

Hoe heet deze buggy in het Engels?

Slide 43 - Diapositive

Hoe heet deze buggy in het Engels?



STROLLER

Slide 44 - Diapositive