H 4. Mens en machines

• Mentorles
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Cursus 4.1

Elk doet zijn werk

Leerdoelen

- Je weet wie onder de beroepsbevolking vallen

- Je weet welke beroepen onder de landbouwsector (agrarische sector) vallen.

- Je weet wanneer een bepaald beroep onder de industriesector valt.

- Je weet wanneer een bepaald beroep bij de dienstensector valt.

- Je weet wat automatisering is.

Beroepsbevolking

Beroepsbevolking  

mensen die werken en werkzoekende indeling van beroepen; 

beroepssectoren

- landbouwsector (agrarische sector) bv. vissers

- industriesector; als er een product wordt gemaakt

- dienstensector; beroep waarbij je een dienst verleent aan een ander

Bij welke sector hoort dit plaatje?

Noem een beroep dat valt onder dienstensector

Onder welke sector valt dit beroep:
buschauffeur

1. dienstensector
2. landbouwsector
3. industriesector

automatisering

Machines en computers nemen een groot deel van het werk van mensen over. Veel mensen verloren hun baan. Ook ontstonden er nieuwe banen. 

Hoeveel mensen werken in Nederland in de landbouwsector?

1. 80%
2. 30%
3. 5%

Hoeveel mensen werken in Nederland in de industriesector?

1. 80%
2. 6%
3. 25%

Hoeveel mensen werken er in Nederland in de dienstensector?

1. 70%
2. 8%
3. 30%

Opdrachten

Cursus 4.1 maken

Cursus 4.2

Hoe ontstond de industrie?

Leerdoelen:

- Je weet wanneer de slavernij is afgeschaft (1865)

- Je weet wat huisnijverheid is.

- Je weet welke energiebronnen mensen gebruikten.

- Je weet waarvoor stoommachines gebruikt werden.

- Je weet wat de industriele revolutie inhoudt.

Slavernij

• https://schooltv.nl/video/werken-op-een-katoenplantage-van-plant-naar-kledingfabriek/#q=katoenplantage
  
  
• 1700-1800 = tijd van de pruiken en revoluties
  
  
• 1865 afschaffing slavernij in Amerika
  

Energiebronnen 

Energie = de kracht waarmee iets gebeurt.

Energiebron = iets wat energie levert.

Oude en nieuwe energiebron

Met hout of steenkool werd water in een ketel verwarmd. De stoom uit de ketel kon apparaten laten bewegen. Deze aparaten werden stoommachines genoemd. Deze aparaten dreven machines aan. Het nadeel was dat groot waren en niet in huizen pasten. Daarom bouwden ondernemers fabrieken.

Grote veranderingen

• stoommachines en andere uitvindingen zorgen voor veel veranderingen. In fabrieken gingen vrouwen, mannen en kinderen werken (werknemers).  Ondernemers werden werkgevers.
• spinmachines werden aangedreven door stoomachines. Deze zorgde voor grote productie en daardoor kregen mensen lage lonen
• De industrie groeide snel.  De huisnijverheid kon niet op tegen deze strijd. Ambachtslieden stopten hun bedrijfjes en verhuisden naar de stad om in de fabriek te gaan werken.Het leven van de mensen veranderden hierdoor.

Opdrachten

Cursus 4.2 maken

Cursus 4.3

Lesdoelen

* Je weet wat verstedelijking is.

* Je weet wat de middelen van bestaan in Groot-Brittannie zijn.

* Je weet wat een industriele samenleving is.

* Je weet wat het tijdvak burgers en stoommachines is.

* Je weet wat imperialisme betekent.

* Je weet wat vakbonden zijn.

Wat betekent huisnijverheid?

1. Het thuis maken van goederen door boeren of ambachtslieden
2. Het thuis maken van goederen door machines
3. Het maken van goederen door machines in fabrieken
4. Het maken van goederen door mensen in fabrieken

Wat betekent industriële revolutie?

1. Grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gingen werken
2. Grote verandering waarbij veel mensen op het platteland gingen werken

Noem 3 gevolgen van de uitvinding van de stoommachine.

Waar haalden mensen voor de stoommachine energie vandaan? Geef 3 voorbeelden.

Naar een andere soort samenleving

Landbouwstedelijke samenleving (3000 v.c-1800)

De meeste mensen
wonen en werken
op het platteland,
een deel woont in
steden.

Naar een ander soort samenleving

Industriele samenleving (1800-1900)

Meer dan de helft
van alle mensen
wonen in steden.
Industrie in belang-
rijk

Noem 2 voorbeelden van de slechte omstandigheden waar de arbeiders mee te maken hadden.

Urbanisatie of verstedelijking

= groei van steden. In de 19e eeuw groeien steden hard, omdat er steeds meer mensen naar de steden verhuizen voor werk.

Huiswerk

Cursus 4.3 maken

Cursus 4.4

Mens en milieu

Leerdoelen