Les 32 (26-02)

Cours du 26 février
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cours du 26 février

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • (toets bespreken)
  • Herhalen
     - Klokkijken
  • Paragraphe D
      - het werkwoord être (en avoir)
  • Au travail!
  • Afsluiting
  • Les devoirs

Slide 2 - Diapositive

Presentie

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les....

...kun je de kloktijden gebruiken.

...kun je vertellen over school.

...kun je het werkwoord être gebruiken.


Slide 4 - Diapositive

Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 
'Il est...'
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur, komen er minuten 
bij en die worden gewoon achter het hele uur geplakt.

Tussen het halve en het hele uur, worden de minuten van 
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje moins 


Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 'Il est...'
 
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur (groen), komen er minuten 
en kwartieren bij. Deze worden achter het hele uur geplakt met   'et'
> Il est quatre heures et quart (kwart over 4, 16.15 uur)
> Il est quatre heures et demie (half 5, 16.30 uur)

Tussen het halve en het hele uur (rood), worden de minuten van
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje 'moins'
> Il est quatre heures moins le quart (het is kwart voor 4, 15.45 uur)

Let op!  Bij zowel een kwart als bij een half uur, komt er ‘et’ (en) tussen. Een kwartier wordt aangegeven met quart en een half uur met demie .             



Slide 5 - Diapositive

Oefenen

Slide 6 - Diapositive

Oefenen
Straks gaan jullie naast de werkwoorden van être ook een werkblad krijgen met de kloktijden. Deze maak je tijden het deel 'au travail'!

Slide 7 - Diapositive

Paragraphe D: avoir
Weten jullie nog?

Het werkwoord 'avoir' (hebben). Deze zag er zo uit (zie onder) en is samen met être een van de belangrijkste Franse hulpwerkwoorden!

  • j'ai                           ik heb
  • tu as                        jij hebt
  • il/elle/on a             hij/zij/ heeft / wij hebben
  • nous avons            wij hebben
  • vous avez               jullie hebben / u heeft
  • ils/elles ont            zij hebben

Slide 8 - Diapositive

être
Het werkwoord 'être' betekent zijn en is net zoals 'avoir' onregelmatig. 

Je suis                  Ik ben
Tu es                    Jij bent
Il/elle/on est       Hij/zij zijn / wij zijn
Nous sommes    Wij zijn
Vous êtes             Jullie zijn / u bent
Ils/elles sont       Zij zijn

Il est sympa = Hij is aardig.
C'est = het is

Slide 9 - Diapositive

Luister mee: être en avoir
Luister eens mee naar 16c. Is het être of avoir? Omcirkel het juiste werkwoord.

Luister goed naar de uitspraak.

Slide 10 - Diapositive

La tâche
Jullie gaan straks bezig met je tâche. 
  • Maak groepjes van 2, 3 of 4 personen.
  • Maak een plan van aanpak:  
      - Wat ga je laten zien?
      - Wanneer ga je fotograferen?
      - Wie laat welk moment van de 
         schooldag zien?
  • Presenteer je plan van aanpak, verspreid   je dan door de school om alvast foto's te   maken voor je poster.

Slide 11 - Diapositive

Au travail!
Maak nu de volgende oefeningen:
- ex. 16d, e, ex. 17a, c, d, ex. 18
Tâche:
Maak groepjes van 2, 3 of 4 personen.
Maak een plan van aanpak:
      - Wat ga je laten zien?
      - Wanneer ga je fotograferen?
      - Wie laat welk moment van de
         schooldag zien?
Laat je plan van aanpak aan mij zien > goedgekeurd? Verspreid je dan door de school om alvast foto's te maken voor je poster.


timer
20:00

Slide 12 - Diapositive

Afsluiting
Hoe laat eindigt jouw schooldag vandaag? Vertel dit in het Frans. 

Vertel eens wat voor vakken jij vandaag hebt? begin met: Le ........ j'ai .......

Noem het hele rijtje van 'être'.

Slide 13 - Diapositive

Les devoirs
Maken en leren voor de volgende les:
- ex. 16d, e
- ex. 17a, c, d
- ex. 18
Apprendre (leren) 'avoir' en 'être'

Meenemen voor de volgende les:
- schaar
- lijm
- potloden / stiften
- washi tape


Slide 14 - Diapositive