Les 1 Weerstand

Hoofdstuk 11 Schakelingen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 11 Schakelingen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Paragraaf 1 : weerstand

11.1.1 Je kunt beschrijven wat weerstand is.
11.1.2 Je kunt uitleggen hoe de stroomsterkte verandert als de weerstand groter of kleiner wordt.
11.1.3 Je kunt de weerstand meten met een multimeter.
11.1.4 Je kunt eenheden van weerstand omrekenen.

Slide 2 - Diapositive

Stroom tegenwerken
in afbeelding A zie je water door een brede buis stromen. Het water stroomt er gemakkelijk doorheen. Het water wordt bijna niet tegengewerkt. 
Je zegt dan dat de weerstand voor het water klein is.

In afbeelding B zie je dat de buis dunner wordt. Het water gaat er minder gemakkelijk doorheen. 
De weerstand voor het water is groter.

Slide 3 - Diapositive

De weerstand van stromend water in een dunne buis is groter dan de weerstand van het water in een brede buis. Als de weerstand van de buis groter is, stroomt er minder water door de buis heen.

Slide 4 - Diapositive

Elektriciteit weerstand
Als stroom door een dikke koperdraad loopt, gaat dat gemakkelijk. Dan is er bijna geen weerstand voor de stroom. De weerstand is dus klein. Gaat de stroom door een dunne draad, dan gaat de stroom er veel moeilijker doorheen. 
De weerstand is dan veel groter.

Weerstand (eigenschap): Eigenschap van voorwerpen die aangeeft of de stroom er gemakkelijk of moeilijk doorheen loopt.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Weerstanden in een schakeling.
In elektronische schakelingen worden vaak kleine elektronica-onderdelen gebruikt. 

Die elektronicaonderdelen zijn belangrijk vanwege de weerstand die ze hebben. Zo’n onderdeel noem je een weerstand.

Slide 7 - Diapositive

Weerstand
Een weerstand kan een grote of een kleine waarde hebben. 

Hoe groot de weerstand is, wordt aangegeven met de eenheid ohm. Het symbool van ohm is Ω.
Ω is de Griekse letter omega.

Grootheid : Weerstand
Eenheid: Ω


Slide 8 - Diapositive

weerstand in apparaten.
Hoe kleiner de weerstand van een apparaat, hoe meer stroom door het apparaat gaat.

 Hoe groter de weerstand van een apparaat, hoe minder stroom door het apparaat gaat.


Weerstand (onderdeel) : Elektrisch onderdeel met een bepaalde weerstandswaarde.

Slide 9 - Diapositive

Opdrachten maken
Opdracht 1 t/m 6

BLZ 89 t/m 91

Klaar doe even iets voor jezelf
We kijken als iedereen klaar is ook na
timer
8:00

Slide 10 - Diapositive

weerstand meten
Je kan weerstand meten met een multimeter.

De multimeter sluit je direct aan op de twee contacten van een weerstand. In de multimeter gebruik je de contacten COM en VΩA. De multimeter meet nu hoe groot de weerstand is. Op het display van de meter lees je de waarde van de weerstand af. De waarde van de weerstand is 99,5 Ω.


Slide 11 - Diapositive

weerstand meten
Met een multimeter kun je de weerstand meten, maar ook de stroomsterkte en de spanning.  Je zet daarvoor de keuzeknop op Ω (voor weerstand), op
A- (voor stroomsterkte) of op
V- (voor spanning).

 De stand AC gebruik je niet.

Bij andere merken multimeters kunnen de aanduidingen anders zijn.

Slide 12 - Diapositive

Handmatig
Autoraging

Slide 13 - Diapositive

Voor een weerstand van meer dan 1000 Ω gebruik je vaak de eenheid kΩ (kilo-ohm). 

Kilo betekent 1000. Eén kilo-ohm is 1000 ohm.

1 kΩ = 1000 Ω

Een weerstand van 1,5 kΩ is dus 1500 Ω.

Slide 14 - Diapositive

K
Als het duidelijk is dat je met weerstanden aan het werk bent, wordt vaak het Ω-teken weggelaten. Bijvoorbeeld op de multimeter. 20k betekent dan 20 kΩ of 20 000 Ω.

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 7 t/m 12

BLZ 94 t/m 96


timer
8:00

Slide 16 - Diapositive