zoeken naar verband tussen twee historische gegevens.
Waarom zorgde de ene gebeurtenis of situatie nu dat de andere gebeurtenis of situatie plaats vond.
leg uit, verklaar, waarom
Slide 6 - Diapositive
2p Leg uit op welke wijze de aflatenhandel zorgde voor de splitsing van de christelijke kerk.
1. Wat willen ze precies van je weten? 2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?
Slide 7 - Question ouverte
evaluatie: 1. kwam je uit de stappen? 2. Waar liep je tegenaan? 3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?
Slide 8 - Question ouverte
verschillende vragen verschillende antwoorden
argumentatievragen
Bij dit soort vragen is het de bedoeling dat je laat zien waarom iets zo is.
Je geeft een beredenering/ argument. Vaak in combinatie met een bron, stelling of bewering
beredeneer, toon aan,geef een argument
Slide 9 - Diapositive
In deze tekst van H.W. Tydeman komt de opvatting dat ‘De industrialisatie de oorzaak is van de sociale kwestie’ naar voren. 2p Toon dit aan door een argument (uit de bron) te noemen die deze opvatting ondersteunt.
1. Wat willen ze precies van je weten? 2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?
Slide 10 - Question ouverte
verschillende vragen verschillende antwoorden
toepassingsvraag
Bij dit soort vragen moet je je bestaande kennis koppelen aan een nieuw gegeven uit een bron.
Eigenlijk is het een soort herkenning die moet plaatsvinden.
laat zien, toon aan, leg uit.
Slide 11 - Diapositive
De opvattingen van Rousseau spelen een rol in de democratische revoluties van het einde van de achttiende eeuw. 2p Noem een opvatting van Rousseau uit de bron en leg uit hoe die een rol gespeeld kan hebben in de democratische revoluties zoals bijv. de Franse Revolutie. 1. Wat willen ze precies van je weten ? 2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?
Slide 12 - Question ouverte
verschillende vragen verschillende antwoorden
Volgorde vragen
Er zijn twee types.
De eerste is altijd door de tijd heen. Hier kan je het beste zoeken naar de tijdsbepaling en het jaartal ongeveer erachter plaatsen. Zijn er meer van uit een zelfde tijdvak dan zet je er A of B achter. Daarna wegstrepen om het op volgorde te zetten.
De tweede soort is op verplichte gebeurtenissen/ jaartallen uit een bepaalde Historische context. Zelfde werkwijze
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
1. wat moet je niet doen?
Slide 15 - Question ouverte
1929
1923
1926
1933
1933
Slide 16 - Question de remorquage
1938
1933
1938
1938
1939
Slide 17 - Question de remorquage
verschillende vragen verschillende antwoorden
Kenmerkende aspectenvraag
Hier wordt gevraagd een Kenmerkend Aspect te herkennen in de bron of in de gegevens van de vraag.
Kenmerkende aspecten zijn de belangrijkste gebeurtenissen of ontwikkelingen in een periode.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
1. Wat willen ze precies van je weten? 2. Uit welke onderdelen moet je antwoord bestaan?
Slide 20 - Question ouverte
1. Geef antwoord op het stappenplan 1 en 2 2. waar moet je extra op letten?
Slide 21 - Question ouverte
evaluatie: 1. kwam je uit de stappen? 2. Waar liep je tegenaan? 3. In hoeverre week je antwoord af van het voorbeeldantwoord?