4.2 De macht van koningen

Wie kreeg de macht in de Middeleeuwen?
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Wie kreeg de macht in de Middeleeuwen?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Meer macht voor de koning
  • Middeleeuwen (500 -1500):  edelen 
      veel macht
  • Koningen waren daar niet blij mee

Wat deden de koningen om meer macht te 
krijgen?
  1. Ridders aanstellen die trouw waren aan de koning
  2. Wetten maken voor het hele land
  3. Rechters aanstellen om alle burgers op dezelfde manier te straffen





Slide 3 - Diapositive

Waarmee lieten koningen zien dat ze veel macht en geld hadden?
Door het bouwen van paleizen.
Er ontstond meer eenheid in het land. Hoe heet dit?
staatsvorming
Als een gebied vanuit één punt wordt bestuurd, noem je dat
centralisatie



De macht op één plek (blz. 128)
Waarmee lieten koningen zien dat ze veel macht en geld hadden?
  • Paleizen bouwen 

  • Er ontstond meer eenheid in het land:
      staatsvorming  
  • Als een gebied vanuit één punt wordt bestuurd, noem je dat centralisatie.

Slide 4 - Diapositive

Burgers willen inspraak
  • Burgers moesten belasting betalen.
      Daarom wilden ze ook meepraten over
      belangrijke besluiten.
  • De koning vond dit goed en gaf de burgers
      inspraak.

Welke drie groepen zijn in vergadering?
  • adel
  • geestelijken
  • burgerij
In Frankrijk heette dit de Staten-Generaal.



De Franse koning Filips VI krijgt advies (1332)

Slide 5 - Diapositive

Werktijd
  • Maak opdracht 1 t/m 5
  • Nakijken + verbeteren
timer
1:00
  • Lees de leerstof op blz.
     127-128-129
  • Begrippen oefenen via Quizlet
     (4.1 en 4.2)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

De machtige kerk
  • Naast de koning had de kerk veel macht.
  • Christenen geloofden in een hiernamaals.
  • Als je goed leefde kwam je in de hemel.
  • Als je slecht leefde kwam je in de hel.

Wanneer was je een goede christen?
  1. Bidden
  2. Geld geven aan de kerk

  • Niet-christenen werden vaak gestraft.





De hel
Jeroen Bosch schilderde de hel zoals mensen zich dat in de middeleeuwen voorstelden. De hel was een plaats waar mensen veel pijn moesten lijden. De hitte van het vuur was er ondragelijk. De angst om voor eeuwig te moeten branden was voor veel mensen een reden om goed te leven.
Jeroen Bosch
De schilder Jeroen Bosch leefde en schilderde rond 1500. Hij woonde in Den Bosch, vandaar zijn achternaam. Er is weinig over zijn leven bekend. Hij schilderde vaak monsterachtige personen en liet zien dat de belangrijke mensen in de kerk meer hielden van geld en rijkdom dan van hun geloof.

Duivels
Jeroen Bosch schilderde vaak duivelachtige wezens. Deze duivels martelden de mensen in de hel op de meest verschrikkelijke manieren. Zo waarschuwde Bosch de mensen dat ze op een christelijke manier moesten leven. Na de dood zou God beslissen of iemand naar de hel of naar de hemel ging. 
Zonden
Deze man had in zijn leven volgens Bosch veel zonden begaan, hij was een zondaar. Je was een zondaar als je niet leefde volgens de Bijbel. Men geloofde dat een zondaar in de hel terechtkwam. Daar kreeg een zondaar voor eeuwig straf. Je kreeg als mens dus maar één kans.

Slide 8 - Diapositive

Kruistochten
  • Jeruzalem is voor christenen en moslims
      een belangrijke stad.
  • Gewapende christenen gingen op reis om de stad te veroveren op de moslims. 
    = kruistochten
  • Aan de kruisvaders werd de hemel beloofd.
  • Tussen 1000 en 1300 meerdere tochten.
  • Het lukte de moslims de kruisvaarders te
      verdrijven.




Kruisvaarders bij Jeruzalem, 1099

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Werktijd
  • Maak opdracht 6 t/m 8
  • Nakijken + verbeteren
timer
1:00
  • Lees de leerstof op blz. 130-131
  • Maak de herhaling (blz. 132)
  • Nakijken + verbeteren

Slide 12 - Diapositive

In de vroege middeleeuwen lag de macht vooral bij steden en edelen. In de tijd van steden en staten kwam meer macht bij de koning te liggen.
Leg in je eigen woorden uit wat het betekende dat de koning aan staatsvorming en centralisatie ging doen.

Slide 13 - Question ouverte