Les 1. Theater

1. Lesopening/Lesdoel                   Les 1, Theater  
2. Terugblik                                        Moduul muziek
3. Instructie                                        Theorie doornemen                            
4. Begeleid inoefenen                    Opdr bij de tekst
5. Zelfstandig werken                     Opdr 1 & 2
6. Evaluatie
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
ckvVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1. Lesopening/Lesdoel                   Les 1, Theater  
2. Terugblik                                        Moduul muziek
3. Instructie                                        Theorie doornemen                            
4. Begeleid inoefenen                    Opdr bij de tekst
5. Zelfstandig werken                     Opdr 1 & 2
6. Evaluatie

Slide 1 - Diapositive

1. Lesopening/Lesdoel
In deze module gaan we ons bezighouden met theater. 
Theater is een kunstvorm waarbij acteurs levende voorstellingen maken voor publiek. Wanneer met deze voorstelling wordt opgetreden op een toneelvloer gaat het soms om een toneelvoorstelling. Welke andere vormen van theater er nog meer zijn en wat er allemaal bij een voorstelling komt kijken leer je in deze module.

Slide 2 - Diapositive

1. Lesopening/Lesdoel
Je leert over de geschiedenis van theater. Je maakt kennis met William Shakespeare en je ziet wat verschillende interpretaties kunnen doen met de uitvoering van toneelstukken. 

Slide 3 - Diapositive

2. Terugblik 
De vorige module ging over muziek. 
Als je nog niet alle opdrachten hebt gemaakt dan is dat huiswerk en lever je dat de volgende les in. 

Slide 4 - Diapositive

3. Instructie
De belangrijkste gebeurtenissen bij het ontstaan van theater.

GRIEKSE TRAGEDIES EN KOMEDIES (500-400 VOOR CHRISTUS)
Het theater is ontstaan in Griekenland. Het zag er toen nog heel anders uit dan nu. Zo werden de tragedies gezongen door een koor van vijftig mannen. Pas later stapte er één persoon uit het koor en vertelde een deel van het verhaal aan het publiek, en zo is eigenlijk het hedendaags toneel ontstaan.

Slide 5 - Diapositive

De inhoud van de tragedies gingen over goden die in die tijd aanbeden werden. Doordat er thema’s als liefde, jaloezie, verraad, wraak en dood in de tragedies worden behandeld, zijn ze ook nu nog populair en worden ze nog vaak door toneelgezelschappen gespeeld. Een tragedie kon wel drie dagen duren. Zo’n zwaar toneelstuk werd dan afgewisseld met een korte komedie, zodat het geheel toch wat vrolijker werd. De tragedies, die bewaard zijn gebleven, komen allemaal uit de vijfde eeuw v. C. en zijn voornamelijk afkomstig van de drie grote tragedie- dichters uit die tijd, Aeschylos (ca. 525-456 v. C.), Sophocles (496-406 v. C.) en Euripides (484- 406 v. C.)
De toneelspelers werkten met maskers om een god uit te beelden of een emotie. Vrouwen mochten nog niet meespelen in die tijd, dus werd daar ook een masker voor gebruikt. De Griekse tragedies en komedies vonden plaats in een amfitheater. Een theater in de open lucht. Wel maakten de Grieken al gebruik van machines om personages (bv. goden) te kunnen laten vliegen en verrijdbare podia om verschillende decors te kunnen gebruiken.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

HET MIDDELEEUWS THEATER (500 - 1500 NA CHRISTUS)

Ook in de middeleeuwen is het theater nog steeds gericht op religie. De toneelstukken gaan vaak over verhalen die in de bijbel beschreven staan. Het speelt zich dan ook af in of rondom de kerk. De verhalen worden niet meer gezongen, maar verteld en gespeeld. Ook vrouwen mogen nu meespelen. Steeds vaker zie je theater op straat. Het toneelstuk wordt opgevoerd op verrijdbare wagens. Zo trekken de acteurs van stad naar stad. Dit worden ook wel wagenspelen genoemd.

Slide 8 - Diapositive

THEATER IN DE RENAISSANCE (1400-1600)

In de Renaissance ontstaat de commedia dell’arte. Het speelde zich ook op straat af, net als inde middeleeuwen. De toneelstukken met vaste tekst werden in theaters opgevoerd. Bij commedia dell’arte werd er alleen maar geïmproviseerd door beroepsacteurs. Bij deze theatervorm werden vaak maskers gedragen. Hierdoor werd het fysieke aspect van acteren belangrijker. De mimiek van het gezicht viel immers weg. Er werd zoveel mogelijk op actuele gebeurtenissen geïmproviseerd, grappen gemaakt, maar er werd ook in gedanst, muziek gemaakt en pantomime (mime, zonder woord een rol vervullen met lichaamstaal) werd gebruikt. Het improviseren was daardoor eigenlijk een “vak” (un’ arte). Commedia dell’arte is ook wel de voorloper van onze stand-up comedy.

Slide 9 - Diapositive

WILLIAM SHAKESPEARE (1564-1616)

Shakespeare wordt gezien als de grootste schrijver die Engeland ooit heeft voortgebracht. Niet alleen vanwege de mooie toneelstukken die hij heeft geschreven, maar ook vanwege zijn enorme invloed op de Engelse taal, waarin nog steeds honderden woorden, uitdrukkingen en citaten van hem gebruikt worden. Shakespeare is de eerste moderne toneelschrijver, en nog steeds worden veel van zijn stukken opgevoerd. Van zijn toneelstukken zijn ook balletvoorstellingen, opera’s, films en musicals gemaakt. Het theater waarin veel van Shakespeares stukken werden opgevoerd is the Globe in London.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

De belangrijkste toneelstukken staan hieronder: 

  • Romeo en Julia (1596)
  • De getemde Feeks (1594)
  • Julias Ceasar (1599)
  • Midzomernachtdroom (1596) 
  • Hamlet (1600)
  • Othello (1604)
  • King Lear (1605)
  • Macbeth (1606)

Slide 12 - Diapositive

Om een voorbeeld te geven van de verschillende interpretaties van een toneelstuk zie je hierna 2 voorbeelden van Hamlet van Shakespeare. Bekijk beide filmpjes.

- Het RO-Theater

- Theater Oostpool
     Trailer + interview

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

OPDRACHT 1:
Wat valt je op aan de twee versies: 
- Hoe zien de kostuums eruit?                         Versie 1)Versie 2)
- Hoe ziet het decor eruit?                                 Versie 1)Versie 2)
- Op welke manier spreken de acteurs?     Versie 1)Versie 2)
- Vind je het modern of juist klassiek?       Versie 1)Versie 2)

Geef zo uitgebreid mogelijk antwoord.               

Slide 17 - Diapositive

Wat valt je op aan de twee versies:
Hoe zien de kostuums eruit?
Versie 1:
Versie 2:

Slide 18 - Question ouverte

Wat valt je op aan de twee versies:
Hoe ziet het decor eruit?
Versie 1:
Versie 2:

Slide 19 - Question ouverte

Op welke manier spreken de acteurs?
Versie 1:
Versie 2:

Slide 20 - Question ouverte

Vind je het modern of juist klassiek?
Versie 1:
Versie 2:

Slide 21 - Question ouverte

REALISTISCH THEATER (1800 - 1900)

Het realisme in het theater beleefde zijn hoogtepunt tussen 1880 en 1900. In het theater gingen de toneelstukken niet meer over koningen en goden, maar veel meer over de gewone mens. De toeschouwers werden hierdoor met zichzelf geconfronteerd. De Noor Hendrik Ibsen was de eerste realistische dramaschrijver. De theaters zagen eruit zoals wij ze nu ook kennen. Een podium met daarvoor zitplaatsen en balkons aan de zijkanten voor belangrijke personen.

Slide 22 - Diapositive

THEATER NA DE TWEEDE WERELDOORLOG (1950 - NU)

Na de tweede wereldoorlog werd er nog steeds over de gewone burger geschreven. Dat kon realistisch, maar ook absurdistisch. 
Vanaf deze tijd is de toneelschrijver vrij om te schrijven wat hij wil. Hij hoeft zich niet meer aan bepaalde regels te houden. En dat zien we nu nog steeds op het podium terug.

Slide 23 - Diapositive

OPDRACHT 2: VRAGEN BIJ DE TEKST
1) Waar en wanneer is het theater als kunstvorm ontstaan?

2) Waarom werd een tragedie vaak afgewisseld met een komedie? 

3) Hoe noem je theater dat op verrijdbare wagens wordt gespeeld?

4) Wat is de voorloper van de huidige stand-up comedy?

5) Wie is de grootste toneelschrijver die Engeland ooit heeft voortgebracht? Geef 3 voorbeelden van toneelstukken van deze schrijver:

6) Ben je zelf wel eens naar een theatervoorstelling geweest? Zo ja, welke voorstelling was dat? Zo nee, naar welke voorstelling zou je graag een keer gaan?

Slide 24 - Diapositive

1) Waar en wanneer is het theater als kunstvorm ontstaan?

Slide 25 - Question ouverte

2) Waarom werd een tragedie vaak afgewisseld met een komedie?

Slide 26 - Question ouverte

3) Hoe noem je theater dat op verrijdbare wagens wordt gespeeld?

Slide 27 - Question ouverte

4) Wat is de voorloper van de huidige stand-up comedy?

Slide 28 - Question ouverte

5) Wie is de grootste toneelschrijver die Engeland ooit heeft voortgebracht?
Geef 3 voorbeelden van toneelstukken van deze schrijver:

Slide 29 - Question ouverte

6) Ben je zelf wel eens naar een theatervoorstelling geweest?
Zo ja, welke voorstelling was dat?
Zo nee, naar welke voorstelling zou je graag een keer gaan?

Slide 30 - Question ouverte

4. Begeleid inoefenen
De opdrachten die bij de theorie horen vind je in de tekst. Voor de zekerheid staan ze hieronder nog eens. 
Omdat we nu digitaal werken is het van belang dat je de opdrachten naar je docent mailt op het afgesproken moment. 
Geef het bestand een duidelijke bestandsnaam, zoals 'CKVtheater' gevolgd door je eigen naam. Zo is het voor jezelf en de docent overzichtelijk. Hieronder de opdrachten nog een keer: 

Slide 31 - Diapositive

Opdr 1: Bekijk beide filmpjes van Hamlet
Wat valt je op aan de twee versies:
- Hoe zien de kostuums eruit?
- Hoe ziet het decor eruit?
- Op welke manier spreken de acteurs? 
- Vind je het modern of juist klassiek?
Geef zo uitgebreid mogelijk antwoord. 
 Versie 1)Versie 2)
RO - Theater: https://www.youtube.com/watch?v=DhjX7xW5Ozg

Theater Oostpool:
Trailer: https://www.youtube.com/watch?v=b2f2ZyRs5dY

Interview: https://www.youtube.com/watch?v=lLvcVV7MOtQ

Slide 32 - Diapositive

Opdr 2: Vragen bij de tekst
1) Waar en wanneer is het theater als kunstvorm ontstaan?
2) Waarom werd een tragedie vaak afgewisseld met een komedie?
3) Hoe noem je theater dat op verrijdbare wagens wordt gespeeld?
4) Wat is de voorloper van de huidige stand-up comedy?
5) Wie is de grootste toneelschrijver die Engeland ooit heeft voortgebracht? 
            Geef 3 voorbeelden van toneelstukken van deze schrijver.
6) Ben je zelf wel eens naar een theatervoorstelling geweest? 
          Zo ja, welke voorstelling was dat? 
          Zo nee, naar welke voorstelling zou je graag een keer gaan? 

Slide 33 - Diapositive

5. Zelfstandigwerken
Maak opdracht 1 en 2 in een word-bestand. 
Mail het word-bestand naar je docent of verstuur het via teams.

Of noteer het in je CKV map bij de juiste opdracht. 

       Doe dit voor de volgende les.

Slide 34 - Diapositive

6. Evaluatie

Slide 35 - Diapositive

*Plusopdracht of Klaaropdracht

Slide 36 - Diapositive