M4 Werkwoordspelling taak 1 t/m 20

Leerdoelen
  1. Ik ken de verschillende vormen van het werkwoord
  2. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellen
  3. Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen
  4. Ik weet hoe ik de infinitief correct spel
  5. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen
  6. Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct spellen
  7. Ik kan de gebiedende wijs
         
         
  8.        
             
             
                Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
             
             
           
  9.         1
           
  10.        
  11.        
             
               
                  Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
               
             
           
  12.        
           
             
               
                  Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
               
             
           
  13.        
             
               
                  Differentiëer
               
             
             
  14.            
                 
                    Differentiëer
                 
                 
                 
  15.              
                    Instellingen
                 
               
             
           

  16.        
       
         
           
     
       
       
       
       
       
       
  17.    
       
  18.    
       
         
           
              Leerdoelen
           
         
       
  19.    
       
         
            Ik ken de verschillende vormen van het werkwoordIk kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellenIk kan het voltooid deelwoord correct spellenIk weet hoe ik de infinitief correct spelIk kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellenIk kan het tegenwoordig deelwoord correct spellenIk kan de gebiedende wijs correct spellenIk weet hoe ik van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken
         
       
  20.    
      
     
  21.  
     
     
         
       
       
       
         
           
           
           
             
     
       
       
        Slide
     
     
           
           
           
         
       
     
           
  22.        
             
       
       
         
         
       
     
           
  23.        
       
       
         
         
       
     
         
  24.      
  25.      
        js correct spellen
  26. Ik weet hoe ik van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerdoelen
  1. Ik ken de verschillende vormen van het werkwoord
  2. Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellen
  3. Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen
  4. Ik weet hoe ik de infinitief correct spel
  5. Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen
  6. Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct spellen
  7. Ik kan de gebiedende wijs
         
         
  8.        
             
             
                Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
             
             
           
  9.         1
           
  10.        
  11.        
             
               
                  Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
               
             
           
  12.        
           
             
               
                  Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
               
             
           
  13.        
             
               
                  Differentiëer
               
             
             
  14.            
                 
                    Differentiëer
                 
                 
                 
  15.              
                    Instellingen
                 
               
             
           

  16.        
       
         
           
     
       
       
       
       
       
       
  17.    
       
  18.    
       
         
           
              Leerdoelen
           
         
       
  19.    
       
         
            Ik ken de verschillende vormen van het werkwoordIk kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellenIk kan het voltooid deelwoord correct spellenIk weet hoe ik de infinitief correct spelIk kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellenIk kan het tegenwoordig deelwoord correct spellenIk kan de gebiedende wijs correct spellenIk weet hoe ik van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken
         
       
  20.    
      
     
  21.  
     
     
         
       
       
       
         
           
           
           
             
     
       
       
        Slide
     
     
           
           
           
         
       
     
           
  22.        
             
       
       
         
         
       
     
           
  23.        
       
       
         
         
       
     
         
  24.      
  25.      
        js correct spellen
  26. Ik weet hoe ik van een werkwoord een zelfstandig naamwoord kan maken

Slide 1 - Diapositive

De vormen van het werkwoord

Slide 2 - Carte mentale

De vormen van het werkwoord
  • Ik koop           ik kocht            ik heb gekocht
  • ik schrijf        ik schreef        ik heb geschreven
  • ik voetbal      ik voetbalde   ik heb gevoetbald

persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief (hele werkwoord), tegenwoordig deelwoord
  

Slide 3 - Diapositive

Welke vorm van het werkwoord is in de volgende zin gebruikt?
Fabian VOETBALT graag.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
tegenwoordig deelwoord

Slide 4 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord is in de volgende zin gebruikt?
Fabian heeft vaak GEVOETBALD.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
tegenwoordig deelwoord

Slide 5 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord is in de volgende zin gebruikt?
Fabian wil graag VOETBALLEN.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
tegenwoordig deelwoord

Slide 6 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord is in de volgende zin gebruikt?
VOETBALLEND zingt Fabian een liedje.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
tegenwoordig deelwoord

Slide 7 - Quiz

De persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord dat in de zin van tijd kan veranderen. 
Bij een aantal werkwoorden kun je niet horen of het werkwoord van tijd kan veranderen. Bij werkwoorden als 'branden', 'landen', 'rusten', 'planten' en 'wachten'.

Slide 8 - Diapositive

Vul de persoonsvorm t.t. in.
Hoe (vinden) … je de film?

Slide 9 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm t.t. in.
Hoe laat (landen) … ons vliegtuig?

Slide 10 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm v.t. in.
Carolien (beweren) … van alles.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de persoonsvorm v.t. in.
Vroeger (moeten) veel mensen groente uit eigen tuin eten.

Slide 12 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
Wij zijn nog nooit (verhuizen) ...

Slide 13 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in.
Zij hebben elkaar (beloven) beter samen te werken.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Hij (aanvaarden, t.t.) mijn excuses.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Hij (aanvaarden, v.t.) mijn excuses.

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Het (opluchten) …. hem wel …, toen hij een andere baan vond.

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Tegenwoordig (behandelen) … mijn advocaat de zaak zelf.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Hoeveel zouden die kasten (kosten) …?

Slide 19 - Question ouverte

Het bijvoeglijk naamwoord
Als een bijvoeglijk naamwoord wordt verbogen dan komt er een 'e' achter. Soms moet je een klinker weglaten. Soms moet je een medeklinker toevoegen. Als het voltooid deelwoord op -en eindigt, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en. 
  • De geslachte koe
  • De vergrote foto
  • Het bezette toilet
  • Een verlaten stad

Slide 20 - Diapositive

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Die (verrotten) appels gooi ik weg.

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordvorm in.
Dat (afbranden) … huis was niet verzekerd.

Slide 22 - Question ouverte