oefen TOETS Voortplanting Planten

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Uit welk weefsel bestaat een blad?
Leerdoel 1
Je kunt de bouw en functie van bladeren beschrijven en het belang hiervan voor fotosynthese
A
Vaatbundels, opperhuid met huidmondjes, Weefsel met bladgroenkorrels
B
Vaatbundels, Opperhuid met huidmondjes en wortelharen.
C
Opperhuid met huidmondjes, weefsel met bladgroenkorrels
D
houtvaten, opperhuid met huidmondjes, weefsel met bladgroenkorrels.

Slide 2 - Quiz

JSleep de onderdelen naar de juiste plek.
Leerdoel 2
Je kunt in afbeeldingen, vaatbundels, houtvaten en bastvaten benoemen en je kunt de functies van deze delen beschrijven
Bastvaten
Houtvaten
Opperhuid

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is de relatie tussen fotosynthese en verbranding?
A
Ze hebben geen relatie
B
Ze kunnen niet samen voorkomen
C
Wat bij het ene ontstaat wordt gebruikt bij de andere
D
Wat bij het ene ontstaat gaat verloren

Slide 4 - Quiz

Als er meer fotosynthese dan verbranding plaats vindt, stijgt de ..1.. en daalt de ..2...
A
1, Glucose 2, koolstofdioxide
B
1,Glucose 2,Zuurstof
C
1, koolstofdioxide 2, zuurstof
D
1, Zuurstof 2,koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

In een bladnerf zitten houtvaten en bastvaten. Welke stoffen worden door deze twee typen vaten getransporteerd?
Houtvaten transporteren water met ................ / .....................

Bastvaten transporten water met ................... / ......................
Suikers
Mineralen
Voedingszouten
Glucose

Slide 6 - Question de remorquage

Je ziet hier een microscopisch beeld van de huidmondjes in een blad. Welk gas gaat het blad in en welk gas gaat het blad uit via de huidmondjes?
Gaat het blad in.
gaat het blad uit.
Koolstofdioxide
Zuurstof

Slide 7 - Question de remorquage

Vulweefsel
Huidmondje
Opperhuid
Bastvaten
Vetlaagje
Houtvaten

Slide 8 - Question de remorquage

Wie heeft gelijk?
- Akos zegt: "Planten in het licht doen aan fotosynthese en
verbranding."
- Thelma zegt: "Planten hebben zuurstof nodig voor fotosynthese."
A
Akos
B
Thelma
C
Akos en Thelma
D
Geen van beide.

Slide 9 - Quiz

In het licht is er meer fotosynthese dan verbranding.
Wat ademt de plant dan vooral uit?
A
O2 (zuurstof)
B
CO2 (koolstofdioxide)

Slide 10 - Quiz

Hierdoor is het blad stevig.
Hierdoor is het blad groen.
Hierdoor  worden water en opgeloste stoffen vervoerd.
Hier maakt het blad voedingsstoffen.
nerven
nerven
bladmoes
bladmoes

Slide 11 - Question de remorquage


Bekijk de afbeelding.
Welk onderdeel van een bloem is onderdeel 1?
A
Kelkbladeren
B
Kroonbladeren
C
Stamper
D
Stempel

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welk deel van de bloem beschermt de knop?
A
Kroonbladeren
B
Kelkbladeren
C
Steel
D
Stamper

Slide 15 - Quiz

De meeldraden maken stuifmeel
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke voortplantingscellen
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Deel 1 van de stamper
noem je......
A
stamper
B
stempel
C
stijl
D
vruchtbeginsel

Slide 19 - Quiz

Dit deel van de stamper noem je?
A
Stijl
B
Stempel
C
Zaadbeginsel
D
Vruchtbeginsel

Slide 20 - Quiz

In dit vruchtbeginsel zitten ....... eicellen
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Als de bij naar een andere bloem op het plaatje vliegt, krijg je .........
A
bestuiving
B
bevruchting
C
geen bestuiving
D
geen bevruchting

Slide 23 - Quiz

Als een bij van de klaproos naar de korenbloem vliegt, krijg je .........
A
bestuiving
B
bevruchting
C
geen bestuiving
D
geen bevruchting

Slide 24 - Quiz

Sommige planten lokken geen insecten, dit noem je........
A
zaadplanten
B
insectenbloemen
C
windbloemen

Slide 25 - Quiz

Gras is een windbloem

Slide 26 - Diapositive

Welke planten maken nectar?
A
windbloemen
B
insectenbloemen

Slide 27 - Quiz

Stuifmeelbuis
Stuifmeelkorrel
Eicel
Bevruchting

Slide 28 - Question de remorquage

Wat zit er in de stuifmeelbuis?
A
de kern van een eicel
B
de kern van een stuifmeelkorrel
C
een bevruchte eicel
D
een bevruchte stuifmeelkorrel

Slide 29 - Quiz

Wat is bevruchting?
A
versmelten kernen eicel en stuifmeelkorrel
B
groeien van de stuifmeelbuis
C
stuifmeelkorrel komt op de stempel
D
bloemen maken nectar

Slide 30 - Quiz

Wat ontstaat bij planten uit de bevruchte eicel?
A
een zaadje
B
een vrucht
C
een bloem
D
een stengel

Slide 31 - Quiz

De pit (het zaadje)
is gegroeid uit
.............
A
1 eicel en 1 stuifmeelkorrel
B
2 eicellen en 2 stuifmeelkorrels
C
1 eicel en 2 stuifmeelkorrels
D
2 eicellen en 1 stuifmeelkorrel

Slide 32 - Quiz

De 3 zaadjes
zijn gegroeid uit
.............
A
1 eicel en 1 stuifmeelkorrel
B
3 eicellen en 3 stuifmeelkorrels
C
1 eicel en 3 stuifmeelkorrels
D
3 eicellen en 1 stuifmeelkorrel

Slide 33 - Quiz

De appel is
een vrucht en is dus gegroeid uit
.............
A
de meeldraad
B
het vruchtbeginsel
C
de eicel
D
de stuifmeelbuis

Slide 34 - Quiz

Bloem onderdelen met hun kenmerken en functies   
Kelkblad
Kroonblad
Meeldraden
Stamper
Mannelijk voortplantingsorgaan
Stempel, stijl, vruchtbeginsel
Lokken insecten
Produceert eicellen (vrouwelijke geslachtscellen)
Helmdraden en helm-knoppen
Produceert stuifmeel (mannelijke geslachtscellen)
Beschermt de bloem tegen kou en uitdroging
Groot en kleurrijk, soms klein en groen. 
Meestal groen

Slide 35 - Question de remorquage


Wat voor bloem is dit?
A
Insectenbloem
B
Windbloem

Slide 36 - Quiz

Insectenbloem
Windbloem
geen opvallende
kroonbladeren
nectar
meeldraden 
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 37 - Question de remorquage

Windbloem

Een windbloem wordt door .........................bestoven. De meeste hebben   .......................... gekleurde kroonbladeren.
De ........................... steken uit buiten de kroonbladeren zodat de wind het ............................. makkelijk kan meenemen. 
Op de buiten de bloem hangende  .....................  kunnen de stuifmeelkorrels blijven plakken.
Deze bloemen produceren geen  ...................    , de bloemen    ...................   niet sterk. 
Ze maken wel ...............................stuifmeelkorrels waardoor er meer kans is op ........................

kleine en onopvallende


heel veel

  geuren

stampers

 de wind
meeldraden

 stuifmeel

    nectar

   bestuiving

   bevruchting

        weinig

Slide 38 - Question de remorquage

Sleep de kenmerken naar de juiste bloem
grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 39 - Question de remorquage